Anna’s sprong

gelezen: De JA-sprong van Anna Tilroe
Naar een nieuwe vitaliteit in de kunst

De JA-sprongTijdens de opening van de internationale beeldententoonstelling Sonsbeek 2008 liepen Michaela en ik samen met honderden stadsgenoten mee in een processie met kunstwerken door de Arnhemse binnenstad. De artistiek directeur van Sonsbeek 2008 was de bekende kunstcriticus Anna Tilroe. Onder haar leiding zou de tentoonstelling Grandeur moeten gaan uitstralen. De stad Arnhem, hoofdsponsor van deze internationale beeldententoonstelling, zou dat voor haar imago overigens best kunnen gebruiken.

De processie werd een bijzonder spektakel. Het weer en de koopzondag werkten mee en duizenden mensen waren in de Arnhemse binnenstad getuige van een bijna Middeleeuws schouwspel. Maar de processie was toch geheel eigentijds. In plaats van relieken trok er een stoet moderne kunstwerken door de stad, plechtig gedragen door kunstliefhebbers en kunstenaars die voor de gelegenheid in het wit gekleed waren. Eindpunt was het plein voor de Eusebiustoren, waar Sonsbeek 2008 voor het grote publiek geopend werd.

De boodschap was duidelijk: moderne kunst is niet iets hyperindividueels voor een uiterst select publiek, maar moderne kunst is voor álle mensen, zoals shoppen ook voor alle mensen is. Het was daarom geen toeval dat de processie gepland was tijdens een koopzondag. Maar de processie verwees ook naar ons religieuze verleden, toen godsdienst niet alleen een zaak van de clerus was, maar juist ook van het volk. Deze nostalgie naar een diepere wij-beleving uit het pre-moderne tijdperk, die je bij een tentoonstelling voor moderne kunst niet zo snel verwacht, was in de kunstprocessie duidelijk aanwezig.

Kunst op handen gedragen Processie bij de opening van Grandeur (Sonsbeek 2008)

Twee jaar later publiceerde Anna Tilroe, die behalve kunstcriticus ook bijzonder hoogleraar Kunst en Cultuur aan de Radboud Universiteit Nijmegen is, het pamflet De Ja-sprong – naar een nieuwe vitaliteit in de kunst. Ik moest bij de klank JA-sprong vanzelf weer denken aan het gewijde karakter van de opening van Sonsbeek 2008. Dat was weliswaar geen springprocessie geweest, maar wéll een sprong terugwaarts in de tijd, om vervolgens een sprong in het heden te maken. Die bijzondere opening van Sonsbeek 2008 was in mijn ervaring geen post-moderne pose geweest, maar een oprecht verlangen naar een samen delen van iets gemeenschappelijks, een beweging tegen de versnipperde hyper-individuele tijdsgeest in. Zou dit verlangen ook in De JA-sprong herkenbaar zijn?

In de aanloop van haar JA-sprong, die meer dan negentig procent van het pamflet bestrijkt, stelt Anna Tilroe een glasheldere diagnose. De hedendaagse kunstwereld is volledig in de greep gekomen van de markt, zit daardoor in de knel en verkeert in een crisis. In negen korte hoofdstukjes analyseert ze hoe de kunstwereld sinds de jaren tachtig en negentig gedomineerd wordt door een rigide marktdenken. De scène, de markt, het museum, de megacollectioneur, de curator, de kunstenaar, de marketeers, de subversievelingen en de kritiek zijn intens met elkaar verstrengeld. Maar in plaats van een wederzijdse en evenwichtige verstrengeling is de markt dominant geworden en is er een verstikkende atmosfeer gekomen voor de instituties en individuele participanten binnen de kunstwereld. Zo is de onafhankelijke kunstkritiek behoorlijk in de verdrukking gekomen en zijn veel musea voor hedendaagse kunst hun onafhankelijke status kwijtgeraakt omdat ze voor het organiseren van grote publiekstrekkers afhankelijk zijn geworden van machtige sponsors of megacollectioneurs die allemaal hun eisen stellen.

Ook onder de kunstenaars is veel veranderd. De avant-garde in de hedendaagse kunst, die traditioneel bestond uit eigenzinnige geesten die met een relatief onafhankelijke geest naar de werkelijkheid kijken, lijkt verleden tijd. Het begrip avant-garde heeft zich versmald tot een kapitalistische variant. De huidige avant-garde lijkt nu te worden gevormd door kunstenaars die zich het beste aan de markt hebben aangepast en nu tot de top tien van best verdienende kunstenaars van de planeet behoren. Celebrities als Damien Hirst, Jeff Koons en Paul McCarthey. De mentaliteit van de Fortune 500 lijkt in de hedendaagse kunstwereld maatgevend geworden.

Bataille BibliothekHedendaagse kunst kan met het ‘edele’ motief om te deconstrueren en te ontmaskeren gemakkelijk het slachtoffer worden van zichzelf. Anna Tilroe geeft een treffend voorbeeld. Tijdens de Documenta in 2002 kalkte kunstenaar Thomas Hirschhorn op een muur in een Kasselse volkswijk: “de kunstwereld is vol arrogante klootzakken.” Dit terwijl de ‘brand’ Hirschhorn met zijn Bataille Bibliothek op diezelfde Documenta vertegenwoordigd was. Het werd algemeen als een zelfontmaskering beschouwd. Nu hij zelf een felbegeerd plekje in de internationale kunstwereld had veroverd, hoorde hij er toch ook bij? Zijn alternatieve houding was slechts buitenkant.

Anna Tilroe ziet de oorzaak van de crisis in de hedendaagse kunst in het dominante marktdenken en ik geef haar voor een deel gelijk. Maar wanneer begon deze ontwikkeling eigenlijk en tot welke tijd moeten we “terugkeren” om weer een relatief gezonde kunstwereld aan te treffen? Bij Anna Tilroe proef ik nostalgie naar de “kritiese” jaren zestig en zeventig. Maar was dat niet ook de tijd van pop art? En is de commerciële verzieking van de kunstmarkt vanaf 1980 behalve een neo-liberaal exces niet ook een erfenis van Andy Warhol?

In het voorlaatste hoofdstukje “De terugkeer van het museum” herken ik de nostalgie die ik ook proefde bij haar Grandeur-concept bij de opening van Sonsbeek 2008. Tilroe verlangt terug naar een tijd waarin de kunst nog niet in de wurggreep van het grote geld en dus ook nog niet in de wurggreep van het grote bezuinigen zat. Tijdens de toespraak die zij hield tijdens de “bezetting” van Museum Boijmans- van Beuningen op 26 juni 2011 zei ze:

Op de markt functioneert kunst als bewijs dat het economische systeem waarin wij leven, het enig juiste en zaligmakende is. Op de markt wordt de vrijheid en het progressieve, idealistische denken waar kunst voor staat, het pronkstuk waarmee een meedogenloos globaal kapitalisme zichzelf optooit en rechtvaardigt.”
 
Bron: degroene.nl

Hoe waar deze woorden ook zijn, je hoort hier onmiskenbaar de stem van een 68′er die vanaf de barricaden de kunstenaars en kunstliefhebbers aanspoort om in opstand te komen tegen de gevoelloze cultuurbarbaren van het kapitalisme. Maar hebben kunstenaars uiteindelijk niet juist iets nodig dat hen beschermt tegen de macht van het geld? Noem het geestelijke weerbaarheid. De markt verlangt van de kunstenaar, en niet alleen van de kunstenaar, een knieval. Zoals Romeinse burgers in de Oudheid pas toegang tot de marktplaats hadden, wanneer ze eerst een offer brachten aan de keizer, Jupiter of andere goden, zo lijken kunstenaars en musea pas toegang tot de markt te hebben wanneer ze eerst knielen voor de eisen van sponsors en subsidieverstrekkers.

Gelukkig zijn er ook altijd kunstenaars geweest die zich compromisloos opstellen en bereid zijn om armoede te lijden voor hun vrijheid. Het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Deze kunstenaars zullen waarschijnlijk zijn weggebleven bij de demonstratie Schreeuw om Cultuur tegen het huidige regeringsbeleid. Eigenlijk wil de markt niets liever dan dat: Een schreeuw om subsidie, kunstenaars die om geld schreeuwen. Want als de kunstenaars gaan eisen dat de overheid haar mecenas moet zijn, dan mag de overheid ook van de kunstenaars gaan eisen dat zij zich moeten aanpassen aan de markt en op eigen benen gaan staan. In ieder geval komt er een schifting onder de kunstenaars. Een deel zal de markt opgaan en een ander deel zal afhaken. Maar er zijn ook kunstenaars voor wie er, ondanks de crisis, weinig verandert: ze gaan gewoon stug door met datgene waar ze altijd al mee bezig waren.

In De JA-sprong blijft een essentieel punt onuitgewerkt. Anna Tilroe schrijft dat de grootste kunst zich aan iedere moraal onttrekt. Maar ze schrijft ook heel terecht dat morele principes en de vrijheid van de kunst elkaar niet per definitie uitsluiten. Dit zou veel krachtiger geformuleerd mogen worden. Dan wordt ook een paradox zichtbaar. In dezelfde toespraak van 26 juni 2011 in Rotterdam verklaarde ze het volgende:

Kunst (…) schrijft niets voor, maar roept op om telkens opnieuw betekenis te geven aan de dingen, de mensen, de wereld. Kunst toont, zegt, laat horen en zien dat er niet één visie is, één maatschappijvorm, één cultuur, één godsdienst die superieur is aan alle andere, maar dat je ook anders kan denken en zien, en dat er zoiets als het andere en de ander bestáát en respect verdient. Dat is, denk ik, de kern van kunst.
 
Bron: degroene.nl

In deze hartstochtelijke visie op de rol van kunst in de samenleving, schuilt een bijna religieuze missie: het relativeren van waarden. Terwijl “de valkuil van het cultuurpessimisme” in haar pamflet vermeden wordt, lijkt ze met open ogen in de valkuil van het relativisme te stappen. Waarschijnlijk omdat het relativisme voor haar de enige remedie is tegen het uniforme en totalitaire. Maar het relativisme kent zelf een verborgen absolutisme en daarin zit de valkuil.

Relativisme en het grote geld zijn allebei Grote Gelijkmakers en in wezen tiranniek. Het relativisme erkent geen waarheid meer, behalve de ‘waarheid’ dat alle ‘waarheden’ in principe even ‘waar’ zijn. Daardoor jaagt het mensen, maar ook onszelf uiteen in relatieve meningen en er blijft tenslotte geen andere bindende kracht meer over dan het relativisme. De existentie van de mens, maar ook de samenleving, wordt zo ‘middelpuntvliedend’ en verliest zijn centrum. Alles kan centrum zijn omdat niets meer hét centrum mág zijn. Zeker niet ‘het oude Europa’ of ‘het Grote Verhaal van het christendom’. Niets is superieur boven al het andere. De hiërarchie, dus de orde verdwijnt en de chaos verschijnt. Toch lijkt in de grote verwarring de markt overeind te blijven. Als de chaos groter wordt, komt er een booming markt voor oppervlakkige verstrooiing, voor amusement, en er is ook een groeimarkt voor alles wat met veiligheid te maken heeft. Wapens bijvoorbeeld.

Wat mij betreft had Anna Tilroe haar JA-sprong wat meer mogen uitwerken. Nu is haar pamflet een hartstochtelijke intentieverklaring van iemand die een sprong wil maken naar een nieuwe vitaliteit in de kunst. Maar haar voornemen lijkt óf terug te springen in de tijd, naar de kunstkritiek van de jaren zestig en zeventig, óf verlamd te worden door krampachtig relativisme.

Recensies van Dennis Hambeukers en Carel Peeters