Nu ik de series The Borgias en Borgia aan het volgen ben, dringt het weer eens goed tot mij door dat een van de bloeiendste periodes uit de westerse kunstgeschiedenis, de Italiaanse hoog-Renaissance in Rome, gefinancierd is door uiterst corrupte pausen. Misschien is de Sixtijnse Kapel in het Vaticaan wel hét symbool van de Renaissance. Je denkt dan vooral aan Michelangelo die tijdens het pontificaat van paus Julius II en Leo X het gewelf (1508-1512) beschilderde en een kwart eeuw later een grote wand met het laatste oordeel. Maar vóór Michelangelo waren er al wandschilderingen in de kapel. Dat was een opdracht geweest van paus Sixtus VI die de beroemde kapel tussen 1473 en 1481 had laten bouwen.
In 1481 en 1482 werkten er in het interieur vijf groepen schilders aan achttien wandschilderingen van elk 3,50 bij 5,72 meter. Oorspronkelijk liepen deze door over vier wanden, maar tegenwoordig zijn er twaalf van overgebleven op de noordelijke en de zuidelijke wand. Drie wandschilderingen op de westelijke wand zijn tussen 1534 en 1541 overgeschilderd door Michelangelo met de reusachtige wandschildering van het laatste oordeel.
Goethe, 23 augustus 1787
De fresco’s zijn ingedeeld in twee cycli met taferelen uit het Oude en Nieuwe Testament. De eerste cyclus gaat over het leven van Mozes en de tweede cyclus over het leven van Jezus. Paus Sixtus VI liet het puikje van de Florentijnse schilders naar Rome komen: Botticelli, Ghirlandaio en Rosselli met hun assistenten. Uit Perugia kwamen er twee teams onder leiding van de twee meesters Perugino en Signorelli. In twee jaar tijd schilderden deze vijf meesters met hun assistenten achttien fresco’s. Helaas zijn drie fresco’s van Perugino (Maria Hemelvaart, het vinden van Mozes en de Geboorte van Christus) op de westelijke wand door Michelangelo overgeschilderd. Op de oostelijke wand zijn de fresco’s van Signorelli en Ghirlandaio overgeschilderd. Gelukkig zijn de noordelijke en zuidelijke wand nog altijd puntgaaf.
De bovengenoemde schilders die hier in 1481 en 1482 werkten, behoorden tot een andere generatie dan Michelangelo en Raffael. De laatste, een briljante leerling van Perugino , werd pas in 1483 geboren. De meeste kunsthistorici delen Botticelli, Ghirlandaio, Rosselli, Perugino en Signorelli in bij de tweede generatie Renaissance schilders die rond het midden van de vijftiende eeuw geboren waren. Deze generatie valt ongeveer samen met de middelste periode in de Renaissance. De derde generatie waartoe Raffael en Michelangelo worden gerekend, horen dan bij de hoog-Renaissance. De Sixtijnse kapel die door Renaissancekunstenaars gedecoreerd werd tussen 1481 en 1541, wordt gewoonlijk tot de hoog-Renaissance gerekend.
De fresco’s staan vol personages en zijn rijk gedecoreerd. Vaak worden verschillende taferelen in het hetzelfde fresco gecombineerd, een wijze van vertellen die nog uit de late Middeleeuwen komt. Zo zie je soms Mozes driemaal in hetzelfde landschap. De beschouwer wist precies om welke episodes het ging. De eerste indruk van de schilderingen is overdadig, precies zoals paus Sixtus VI het wenste. De Renaissancepauzen leefden zelf in rijkdom en de kunstenaars droegen daar aan bij. Het is een onaangename paradox dat corruptie zoveel schoonheid weet voort te brengen. Maar als je nu eenmaal geld en macht hebt, dan koop je het grootste talent in.
Een van die talenten was de Umbrische schilder Perugino. Hij schilderde met zijn assistenten in totaal zes wandschilderingen. Drie zijn er dus verloren gegaan, de drie anderen behoren voor mij tot de meest geslaagde fresco’s: Mozes trekt met het volk van Israël uit Egypte, de Doop van Christus en Jezus overhandigt Petrus de sleutels van Zijn Kerk. De laatste voorstelling heeft de helderste compositie. Het is geschilderd als een teken dat iedereen onmiddellijk begrijpt. Centraal staat Jezus die de knielende Petrus de sleutel van Zijn Kerk overhandigt. Aan weerszijden staan omstanders. Uiterst rechts staat Giovanni di Dolce, de architect van de Sixtijnse kapel. De boodschap is duidelijk: de paus heeft van Christus als opvolger van Petrus persoonlijk de macht gekregen om over Zijn Kerk te waken. Hij is de plaatsbekleder van Christus op aarde. Op de achtergrond staat een koepelkerk geflankeerd door twee triomfbogen die de wereldlijke macht uitbeelden. En zo moet ik met tegenzin constateren dat Perugino, een van mijn favorieten, goed verdiend heeft aan de propaganda die hij maakte voor een corrupte clerus die daarmee kon imponeren.
Bron: Mattheus 20: 25-28