Ik maakte een wandeling over het kale terrein waar eens het bos uit mijn jeugd stond. Veertig jaar geleden was dit mijn wereld. Nu is het er leeg, kaal en koud. Een golf van weemoed overspoelde mij en uit de diepte klonken de woorden van de Psalmist: “Gelijk het gras is ons kortstondig leven, Gelijk een bloem, die op het veld verheven, Wel sierlijk pronkt, maar kracht’loos is en teêr; Wanneer de wind zich over ‘t land laat horen, Dan knakt haar steel, haar schoonheid gaat verloren; Men kent en vindt haar standplaats zelfs niet meer.” (Psalm 103:8).
mijn school is na veertig jaar verdwenen…
Voor maandagmorgen moesten we altijd een psalmversje leren. Vrolijke maar ook droevige. In 1973 wist ik nog niet wat melancholie was en had de onomkeerbaarheid van het leven nog niet leren kennen. Het was eeuwig zomer. Al zong Gerard Cox op de radio dat-ie weer voorbij was…
er nog, maar iedereen is weg.
Ik ben dertig zomers geleden al vertrokken. En keer steeds terug.
mijn bos is na veertig jaar verdwenen…