wereldverbeteraars [ 1 ]

gelezen in: Aardse Machten van Michael Burleigh (2005)
over utopisten uit de 19e eeuw: Saint-Simon (1760-1825)
 

Utopisten in de negentiende eeuw waren idealisten die meenden dat de volmaakte maatschappij bestond. Hun ideeën hoefden “alleen maar” in praktijk gebracht te worden! Twijfel aan zichzelf leken ze niet te kennen. Bescheidenheid evenmin. De nieuwe mens, de nieuwe religie en de nieuwe wereld begon voor utopisten in hun eigen hoofd. Verblind door een naïef geloof in de vooruitgang en de goedheid van de mens, zagen ze aan de horizon hun schitterende visioen. En alles wat hun utopie in de weg stond, werd gezien als kwaad. Dat kwaad projecteerden ze buiten zichzelf in de oude maatschappij, die tot een nieuwe wereld omgevormd moest worden. Utopisten werden zo de wegbereiders van de totalitaire ideologieën uit de twintigste eeuw.

Aardse MachtenNergens vermengde religie en politiek zich zo sterk als in het utopisme van de vroege negentiende eeuw. Michael Burleigh behandelt in het zesde hoofdstuk van Aardse Machten drie utopisten: Claude Henri de Saint-Simon, Auguste Comte en Charles Fourier. Om in de hemel op aarde te geloven en in de goedheid van de mens, moet je naïef zijn, een beetje gek, of je moet vóór 1914 geleefd hebben en de catastrofe van de wereldoorlogen niet gekend hebben. De utopisten uit de eerste helft van de negentiende eeuw voldeden aan deze criteria.

Als mij tot nu toe één ding duidelijk is geworden na het lezen in Aardse Machten, dan is het wel dat de “lange negentiende eeuw”, de tijd tussen de Franse Revolutie en de Eerste Wereldoorlog, de voedingsbodem is geweest voor de totalitaire regimes van de twintigste eeuw. Ondanks allerlei stormachtige ontwikkelingen in de maatschappij, wetenschap en techniek, was er een constante in de negentiende eeuw: een blijmoedig geloof in de vooruitgang. Doordat wetenschap en techniek economische voorspoed met zich meebrachten, was er een grenzeloos optimisme over de menselijke mogelijkheden. Terwijl het christelijk geloof als een rem op de vooruitgang werd gezien, werd de wetenschap bejubeld als de motor van alles.

Terwijl het christelijk geloof als een rem op de vooruitgang werd gezien, werd de wetenschap bejubeld als de motor van alles.

In het laatste decennium van de achttiende eeuw probeerden Jacobijnen het christelijke geloof te vervangen door een artificiële religie, waarin de dienst aan het Opperwezen de plaats moest innemen van de heilige Mis. Napoleon zag al snel dat dit een doodlopende weg was, omdat de meeste Fransen trouw bleven aan de christelijke traditie. Toen een revolutionaire voorstander van de nieuwe religie eens een keer aan Talleyrand om advies vroeg bij het werven van bekeerlingen, antwoordde deze fijntjes: “Ik raad u aan u te laten kruisigen en op de derde dag weer te verrijzen.” Hiermee vatte hij perfect samen wat er mis was met de surrogaat-religie: Christus ontbrak.

Claude Henri de Saint-SimonUtopisten waren vaak messiaanse figuren die Christus probeerden te imiteren. Een ervan was Claude Henri de Saint-Simon. Hij stond niet direct afwijzend tegenover het christelijk geloof, maar probeerde het stiekem toch te vervangen door zijn eigen leer, het saintsimonisme . In zijn laatste levensjaren werd hij daar steeds duidelijker in. Hij wilde de stichter zijn van een “nieuw christendom”. Het moest een wereldomvattende religie zijn dat in totalitarisme vooruit liep op het communisme en fascisme. Saint-Simon wilde een nieuwe wereldorde en zag zichzelf als de messias: “De rol van de praters nadert zijn einde, en het zal niet lang meer duren voor die van de doeners zijn intrede doet.” Je zou hem een proto-communist of een proto-fascist kunnen noemen. Dat de sovjets in hem een voorloper zagen, bewijst de obelisk die ze in Moskou ter ere van Saint-Simon hadden opgericht.

Het utopisme van Saint-Simon kenmerkt zich door een onwankelbaar geloof in de wetenschap en zijn leerling Auguste Comte zal dit van hem overnemen. Saint-Simon erkende het belang van vrijhandel en een efficiënte infrastructuur voor een ideale samenleving. Kanalen en wegen zouden de wereld voor de handel ontsluiten. De opkomst van de spoorwegen zou hij niet meer meemaken, maar op dit punt had Saint-Simon een vooruitziende blik. Tussen 1830 en 1850 zou de wereld door een netwerk van spoorlijnen en telegraafverbindingen ingrijpender veranderen dan in de drie eeuwen daarvoor. Als kind van de Franse Revolutie geloofde hij in de verheffing van het volk door kunst en cultuur. In zijn ideale maatschappij zouden de Academie van de Rede en de Academie van het Gevoel het volk opvoeden tot ideale burgers.

Félicien David
de componist Félicien David
door Raymond Bonheur (1832)

Na zijn dood in 1825 vormde zijn trouwe discipel Barthélemy Prosper Enfantin de leer van zijn meester om tot een religieuze sekte. In Ménilmontant werd een commune gesticht, waar de volgelingen van Saint-Simon als pseudo-monniken leefden. Ze droegen een speciaal uniform dat alleen van achteren kon worden vastgemaakt. Dat speelde een rol in een ritueel om de wederzijdse afhankelijkheid te benadrukken. De schilder Raymond Bonheur maakte een portret van de componist Félicien David in zijn saintsimonistische “monniksgewaad”.

Aardse Machten [ debezigebij.nl ]