Maria van Egypte

De Vijfde Zondag van de Grote Vasten

Met deze zondag begint de laatste week voor de Grote Week. Om ons nog beter voor te bereiden, plaatst onze Kerk de ‘metanoia’ (het berouw) van de Heilige Maria van Egypte in de schijnwerper.

Maria van Egypte
Our holy mother Mary was born in Egypt. She had left her parents at the age of twelve to go to Alexandria, where she spent the next seventeen years in debauchery and the greatest profligacy. Living on charity and linen-weaving, she nevertheless offered her body to any man, not being forced to it by dire necessity as were so many poor women, but as though she were consumed by the fire of a desire that nothing was able to appease.
 
One day, seeing a crowd of Lybians and Egyptians moving towards the port, she followed them and set sail with them for Jerusalem, offering her body to pay her fare. When they arrived in the Holy City, she followed the crowd that was thronging towards the Church of the Resurrection, it being the day of the Exaltation of the Cross. But, when she reached the threshold of the church, an invisible force prevented her entering in spite of repeated efforts on her part, although the other pilgrims were able to go in without hindrance. Left alone in a corner of the narthex, she began to realize that it was the impurity of her life that was preventing her approaching the holy Wood. She burst into tears and smote her breast and, seeing an icon of the Mother of God, made this prayer to her: “O Sovereign Lady, who didst bear God in the flesh, I know that I should not dare to look upon thine icon, thou who are pure in soul and body, because, debauched as I am, I must fill thee with disgust. But, as the God born of thee became man in order to call sinners to repentance, come to my aid! Allow me to go into the church and prostrate before His Cross. And, as soon as I have seen the Cross, I promise that I will renounce the world and all pleasures, and follow the path of salvation that thou willest to show me.“
 
Bron: goarch.org

De Evangelielezing van de dag (Mc. 10,32-45) kondigt het lijden van Christus aan en van degenen die Hem willen volgen.

32 En zij waren op den weg, gaande op naar Jeruzalem; en Jezus ging voor hen; en zij waren verbaasd, en Hem volgende, waren zij bevreesd. En de twaalven wederom tot Zich nemende, begon Hij hun te zeggen de dingen, die Hem overkomen zouden;
33 Zeggende: Ziet, wij gaan op naar Jeruzalem, en de Zoon des mensen zal den overpriesteren, en den Schriftgeleerden overgeleverd worden, en zij zullen Hem ter dood veroordelen, en Hem den heidenen overleveren;
34 En zij zullen Hem bespotten, en Hem geselen, en Hem bespuwen, en Hem doden; en ten derden dage zal Hij weder opstaan.
35 En tot Hem kwamen Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedeüs, zeggende: Meester! wij wilden wel, dat Gij ons deedt, zo wat wij begeren zullen.
36 En Hij zeide tot hen: Wat wilt gij, dat Ik u doe?
37 En zij zeiden tot Hem: Geef ons, dat wij mogen zitten, de een aan Uw rechter-, en de ander aan Uw linker hand in Uw heerlijkheid.
38 Maar Jezus zeide tot hen: Gij weet niet, wat gij begeert. Kunt gij den drinkbeker drinken, dien Ik drink, en met den doop gedoopt worden, daar Ik mede gedoopt word?
39 En zij zeiden tot Hem: Wij kunnen. Doch Jezus zeide tot hen: Den drinkbeker, dien Ik drink, zult gij wel drinken, en met den doop gedoopt worden, daar Ik mede gedoopt word;
40 Maar het zitten tot Mijn rechter- en tot Mijn linker hand staat bij Mij niet te geven; maar het zal gegeven worden dien het bereid is.
41 En als de andere tien dit hoorden, begonnen zij het van Jakobus en Johannes zeer kwalijk te nemen.
42 Maar Jezus, het tot Zich geroepen hebbende, zeide tot hen: Gij weet, dat degenen, die geacht worden oversten te zijn der volken, heerschappij voeren over hen, en hun groten gebruiken macht over hen.
43 Doch alzo zal het onder u niet zijn; maar zo wie onder u groot zal willen worden, die zal uw dienaar zijn.
44 En zo wie van u de eerste zal willen worden, die zal aller dienstknecht zijn.
45 Want ook de Zoon des mensen is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen, en Zijn ziel te geven tot een rantsoen voor velen.
46 En zij kwamen te Jericho. En als Hij en Zijn discipelen, en een grote schare van Jericho uitging, zat de zoon van Timeüs, Bar-timeüs, de blinde, aan den weg, bedelende.

Luister naar de hymnen die vandaag gezongen worden.