nieuwe klanken [1]

pianowerken van Maurice Ravel (1875-1937)

Vandaag luister ik weer eens naar een paar pianowerken die Maurice Ravel zo’ n honderd jaar geleden schreef: Jeux d’eau (1901), Sonatine (1903), Miroirs (1904), Gaspard de la nuit (1908) en Le tombeau de Couperin (1914–1917). Ravel wordt vaak met Claude Debussy vergeleken en inderdaad is hij zijn oudere collegapianist heel wat schatplichtig. Over het algemeen is Ravel virtuozer en Debussy poetischer. Niet voor niets voelde de eerste zich meer thuis bij Franz Liszt en de laatste bij Frédéric Chopin. Beiden werden de voormannen van wat later de nieuwe Franse pianistiek genoemd zou worden. Het mooie van deze pianomuziek vind ik dat je onmiskenbaar een nieuw geluid hoort, het geluid van de twintigste eeuw. De klassieke tonica wordt zo onder druk gezet dat er nieuwe klanken vrij komen. Wij zijn daar nu imiddels gewend aan geraakt, maar als je echt luistert, is het nieuwe er steeds weer, zoals elke lente ook weer nieuw is.

RavelRavel was de enige van zijn Franse tijdgenoten die zich als componist naast Claude Debussy heeft kunnen handhaven. Hoewel beiden in hun werk vaak dezelfde invloeden hebben ondergaan ondermeer die van Mussorgsky en er niet zelden sprake is van een wederzijdse beïnvloeding, op het gebied van harmonische subtiliteiten en geraffineerde orkestbehandeling, is het musicologische denken van beide componisten fundamenteel verschillend. Waar zich bij Debussy gaandeweg het componeren ontwikkelde in een steeds grotere vrijheid, die nog slechts aan eigen wetten gehoorzaamt, ontpopte Ravel zich van het begin af als een classicistische componist, die de traditionele vormen met soeverein meesterschap wist te hanteren als kader voor zijn vernieuwingen. Kenmerkend is zijn zin voor vastomlijnde melodiepatronen, waarin zich aanvankelijk nog het voorbeeld van Chabrier en Fauré spiegelt. Van laatstgenoemde is tevens zijn voorliefde voor archaïsche modaliteiten afkomstig. Opmerkelijk is ten slotte het veelvuldige voorkomen van dansvormen in zijn werk.
 
maurice-abravanel.com/ravel_nederlands.html

werken van Maurice Ravel in mijn collectie
Jeux d’eau, piano, 1901
Sonatine, piano, 1903
Miroirs, piano, 1904
Gaspard de la nuit, piano, 1908
Pavane pour une infante défunte, piano 1909, orkest 1910
Le tombeau de Couperin, piano 1914–1917, orkest 1919
Valses nobles et sentimentales, piano 1911, orkest 1912
Pianoconcert in D, voor de linkerhand, 1929–1930
Pianoconcert in G, 1929–1931

uitvoering: Gordon Fergus-Thomson en Paul Crossley

Ravel [nl.wikipedia.org]