nieuwe klanken [3]

geluisterd naar La Mer (1905) van Claude Debussy

Vorig jaar op 15 oktober werd in Parijs het 100-jarige jubileum gevierd van Debussy’s meesterwerk La Mer. Het bestaat uit drie delen: I. De l’aube à midi sur la mer, II. Jeux des vagues en III. Dialogue du vent et la mer.

I. De l’aube à midi sur la mer
Zoals van de ochtend tot de middag het licht gestadig toeneemt, ofschoon enkele voor de zon schuivende wolken het bijwijlen verduisteren, en de glans over het water telkens wisselt, zo groeit in een grootse stijging versterkt door enkele verstillingen de klank van dit stuk. De wijde eenzaamheid van de zee en haar trage deining is hier en daar volkomen tot muziek geworden. Wonderlijk hoe Debussy de zuiver muzikale overeenkomstigheden voor zijn gegeven schiep; de korte golfslag van de secunden, de rustige onregelmatigheden van het lome Triton-signaal met zijn triolen en synkopen, het wiegelende hoofdthema van dit deel en de verre hymne tegen het slot die eindigt in een kort tumult.
Etretat
Claude Monet, Etretat (1881)

Claude Debussy, de heimelijke omwentelaar, heeft in de Westeuropese toonkunst een nieuwe akoestische wereld ontsloten, door middel waarvan de daartoe bereide en voorbereide muzische mens toegang kan krijgen tot een belevingsgebied dat voordien in onze muziek terra incognita was. Het is de wereld van het als tijdloos ervaren ‘eeuwige heden’, waarvan niet het Doel wordt verheerlijkt, nagestreefd of veroverd, maar het Zijn wordt beleefd met de grootst mogelijk intensiteit. Het kunstenaarstype waarvoor deze wereld open ligt, is altijd het type dat de natuur als een ondeelbaar proces van ontstaan en vergaan groot, kosmisch ervaart en aan dit ervaren alleen soms ogenblikken dankt van extatisch geluk. De kunstenaar die bestemd is aan dergelijke momenten van ‘eeuwige heden’ een gestalte te geven, is het tegendeel van een ‘romantische dromer’. Hij is een gespannen spieder en luisteraar voor wie natuur nooit achtergrond is, decor waartegen hij eigen of anderer verdriet of drama projecteert. Natuur is hem steeds het symbool voor de buitenmenselijke realiteit, waarvan hij zichzelf en de mens in het algemeen een nietig en nooit dominerend onderdeel weet.

uit: Rudolf Escher, Debussy, Actueel Verleden
Uitgeverij Frits Knuf, Buren, 1985

Etretat
Claude Monet, Etretat (1884)
Het is de wereld van het als tijdloos ervaren ‘eeuwige heden’
II. Jeux des vagues
Een ijl tussenspel, met soepele vluchtige en in elkaar verglijdende arabesken, die slechts een enkele maal uitgroeien, gelijk de melodie van de Engelse hoorn. Het verdicht zich geleidelijk, waar de motieven zich omstrengelen boven een lang aangehouden orgelpunt tot een overstelpende klank, die snel vervluchtigt.
 
III. Dialogue du vent et la mer
MonetEen stormachtig tweegesprek van de elementen met geladen verstillingen en grootse luwten. Naar de aard van dit sluitstuk zijn melodische bestanddelen van het eerste deel hier gewijzigd. Het Triton-signaal wordt jachtig in de trompet, onheilspellend waar de fagotten het laag blazen en besluit triomfantelijk het werk als de kornetten het snel aanzwellend telkens herhalen. De verre hyme klinkt hier breder. Het eigen hoofdthema van dit deel is onrustig in zijn weifeling tussen kleine en grote secunde, en door de versnelling en vertraging van zijn vaart.
 
Bron: XYZ der Muziek van Casper Höweler (1936)

download La Mer