de stem van een dode

aan het lezen in: Memoires van over het graf (1848)
van François-René de Chateaubriand vertaald door Frans van Woerden (2000)

Memoires van over het grafWaarom ik meestal boeken van dode schrijvers lees, weet ik niet precies. Waarschijnlijk heeft het alles te maken met het mysterie van de dood. Een schrijver die mij over zijn graf heen aanspreekt, lijkt te hebben bewezen dat het leven niet ophoudt met de dood. Dat geldt zeker voor François-René de Chateaubriand (1768-1848). Zijn autobiografie Les Mémoires d’outre-tombe is indrukwekkend persoonlijk. Je leert een vriend kennen. Chateaubriand begon in het najaar van 1811 aan zijn memoires. Hij was toen 43 jaar oud en had net een huisje gekocht in La Vallée-aux-Loups bij Aulnay waar hij rustig kon schrijven. Pas na zijn dood in 1848 werd zijn autobiografie gepubliceerd.

Het bestaat uit 44 boeken die werden geschreven tussen oktober 1811 en november 1841. Er is steeds een mooie afwisseling tussen de “tegenwoordige tijd” (tussen 1811 van 1841) en de tijd waar hij op terugkijkt. Doordat het verleden voor hem steeds dichterbij komt, schakelt hij met steeds kortere tussenpozen terug. Uiteindelijk bevindt hij zich net als een dagboekschrijver in de tegenwoordige tijd.

Chateaubriand had een zeer avontuurlijk leven. Maar wat zijn autobiografie voor mij zo boeiend maakt, is de combinatie van zijn eerlijkheid en meesterlijke stijl. Openhartig vertelt hij over een zelfmoordpoging op jeugdige leeftijd. Hij had zich met een oud jachtgeweer teruggetrokken op een afgelegen plek. Daar stak hij de loop van het geweer in zijn mond en probeerde de trekker over te halen. Toen er een boswachter naderde, stelde hij zijn suïcide uit. “Had ik me toen van het leven beroofd”, schrijft hij “dan was alles wat ik nu ben geweest in het graf verdwenen.”

En dan spreekt hij zijn lezer over het graf heen expliciet aan: “Wie nu echter door deze scènes van de wijs raakt en wellicht in de verleiding komt ook zelf van dat soort dwaasheden te begaan, wie, mij gedenkend, ook mijn hersenschimmen zou willen gedenken, moet goed beseffen dat hier slechts de stem van een dode te horen is. Lezer, ik zal u nimmer kennen, maar vergeet één ding niet: niets is er overgebleven; het enige dat er van mij rest is datgene wat ik nu ben in handen van de levende God die mij geoordeeld heeft.”

Chateaubriand
François-René de Chateaubriand schrijver en staatsman op een Franse postzegel uit 1948
Lezer, ik zal u nimmer kennen, maar vergeet één ding niet: niets is er overgebleven; het enige dat er van mij rest is datgene wat ik nu ben in handen van de levende God die mij geoordeeld heeft.

François-René de Chateaubriand

Chateaubriand was de laatstgeborene van een Bretonse landedelman en kende een vrij onrustige jeugd die zich afspeelde tussen de Bretonse colleges (hij studeerde onder andere te Dol en te Rennes) en zijn ouderlijk kasteel te Combourg. Hij aarzelde lang tussen zijn priesterroeping en een carrière op zee (die in de lijn van de familie lag). Uiteindelijk gaf hij toe aan de eerste en ging hij studeren aan het college van Dinan. Toch besefte hij al vlug dat dit niet zijn ware roeping was en keerde hij terug naar het familiedomein. Het was op het ouderlijk kasteel dat hij de eerste aanroepingen van de muze voelde. Hij fantaseerde vaak met zijn zus Lucile over geëxalteerde dromen in een verlaten landschap.
Bron: nl.wikipedia.org

Les Mémoires d’outre-tombe [ bibliotheek.nl ]