een misdadig volkje

aan het lezen in: Memoires van over het graf (1848)
van François-René de Chateaubriand

Memoires van over het grafWanneer je zoals ik alles wilt weten over de Franse Revolutie en meer nog, jezelf zou willen verplaatsen naar het hart van de Franse Revolutie, Parijs in het begin van de jaren negentig van de achttiende eeuw, dan lees je bij voorkeur getuigenverslagen. Het is mooi om Edmund Burke te lezen of het dagboek van Goethe dat hij bijhield tijdens de Pruisische veldtocht in Noord-Frankrijk in september 1792. Maar wat François-René de Chateaubriand in het negende boek van Memoires van over het graf over de Franse Revolutie schrijft, overtreft voor mij alles.

Toen Chateaubriand 22 jaar oud was, dreef zijn avontuurlijke geest hem naar de Nieuwe Wereld. In het zesde, zevende en achtste boek schrijft hij over zijn verblijf in de piepjonge Verenigde Staten en Canada. Maar dan valt in het najaar van 1791 zijn oog op een vette kop in een Engelse krant: Flight of the King. Daaronder leest hij over de vlucht van Lodewijk XVI naar Varennes in juni 1791. Hij schrijft:“Er vond op slag een ommekeer in mij plaats (…) Dit was meteen het einde van mijn tocht. Ik zei bij mijzelf: terug naar Frankrijk!”

In het voorjaar van 1792 is hij weer terug in Frankrijk, nadat zijn schip vlak voor de kust van Bretagne bijna vergaan is. De Franse Revolutie is in de zomer van 1792 drie jaar oud en heeft wortel geschoten. Hij beschrijft de grimmige sfeer: “Parijs bood in 1792 een geheel andere aanblik dan in 1789 en 1790; de revolutie stond niet meer in de kinderschoenen, dit was een volk dat in een roes zijn lot tegemoet marcheerde, dwars door afgronden en langs dwaalwegen. Het volk had niet meer dat rumoerige, nieuwsgierige, geestdriftige over zich; het had iets onheilspellends gekregen. Op straat zag je alleen nog maar bange of schuwe gezichten, van mensen die vlak langs de muren van huizen slopen, om maar niet op te vallen, maar je had er ook die juist op zoek waren naar een prooi: er waren angstige en neergeslagen blikken die zich van je afwendden, of juist felle blikken die je fixeerden en je trachtten te doorgronden en te doorboren.”

Het verbranden van de troon in 1792
Het verbranden van de troon in 1792 was de opmaat naar de koningsmoord in 1793

Meer nog dan een film plaatsen zijn woorden mij in een tijdcapsule. In een film zijn de beelden gegeven en is er geen ruimte meer voor de verbeelding. Wanneer je het verslag van Chateaubriand leest, word je een voorbijganger in de straten van Parijs. Dan schrijft hij: “Onder de Parijse bevolking had zich een uitheemse bevolking gemengd van ongure types uit Zuid-Frankrijk; dat was de voorhoede van de Marseillanen, die Danton naar de hoofdstad haalde voor de dag van de tiende augustus en de Septemberbloedbaden, een volkje dat herkenbaar was aan zijn lompen, zijn gebruinde gelaatskleur, zijn laffe, misdadige uiterlijk, maar dan wel een misdadigheid die gerijpt was onder een andere zon: in vultu vitium, in het gezicht de slechtheid.”

…een volkje dat herkenbaar was aan zijn lompen, zijn gebruinde gelaatskleur, zijn laffe, misdadige uiterlijk, maar dan wel een misdadigheid die gerijpt was onder een andere zon: in vultu vitium, in het gezicht de slechtheid.

Dergelijke notities zouden tegenwoordig discriminerend, ja zelfs racistisch genoemd worden. Maar Chateaubriand heeft het scherp gezien. Simon Schama bevestigt het in Citizens: “Hoe groot de verleiding ook is voor een historicus om (…) het geweld af te doen als een minder prettig ‘aspect’ van de Revolutie dat niet mag afleiden van de verworvenheden ervan, het zou naïef zijn om dat te doen. Vanaf het allereerste begin – de zomer van 1789 – was geweld de motor van de Revolutie.”

Mémoires d’outre-tombe [ fr.wikisource.org ]
Memoirs from beyond the tomb [ books.google.nl ]