boven het maaiveld uit

gisterenmorgen gekeken naar Boeken en de uitvaart van Harry Mulisch
Adriaan van Dis: maar creëert u dan niet een soort mythe van uw schrijverschap?
Harry Mulisch: Ja… (korte pauze) mag dat niet?
Adriaan van Dis: Jawel, maar dat…
Harry Mulisch: Ik vind eerder dat we de wereld een beetje moeten remythologiseren na die grote ontmythologisering die geleid heeft tot de gruwelijkste toestanden.
Adriaan van Dis: maar u verheft zich daar wel een beetje boven.
Harry Mulisch: ja, maar de anderen kunnen toch meekomen?
 
uit: Van Dis in de Balie, 1987
Adriaan van Dis en Harry Mulisch
in de Balie, 1987
maar de anderen
kunnen toch meekomen?

Harry Mulisch

Op de vraag om de zin „Denkend aan Mulisch„ af te maken, schiet Adriaan van Dis als eerste zijn zelfvertrouwen te binnen. “Zelfvertrouwen met een lichte spot. Voor mij was hij een voorbeeldig mens. De discipline. Leven voor zijn werk, dat stond voorop. En terecht.“ Marita Mathijsen reageert op de vraag met een variant op het citaat van de dichter H. Marsman: “Denkend aan Mulisch, zie ik brede rivieren. En in zijn geval zie ik de Styx voor me. Maar als mens denk ik aan het ongelooflijk uitstralende optimisme van hem. Je werd altijd blij als je hem zag. Hij had zo„n prettige manier van kijken naar het leven. En altijd die twinkeling in zijn ogen, als hij over het leven zelf sprak. Dat was aanstekelijk.“
 
Bron: boeken.vpro.nl

Adriaan van Dis en Marita Mathijsen over Harry Mulisch [ boeken.vpro.nl ]