desolate oppervlakkigheid

Conversation piece III: John Currin ontmoet Cornelis van Haarlem
Frans Hals Museum Haarlem t/m 8 januari 2012

John CurrinJasper Krabbé wist in de laatste aflevering van het kunstprogramma Opium de tentoonstelling Conversation piece III in het Frans Hals Museum goed te verkopen. De Amerikaanse schilder John Currin (1962) schildert in een stijl die hij baseert op zestiende en zeventiende eeuwse schildertechniek, taferelen die hij o.a. uit pornocatalogi op internet haalt. Currin kijkt door de bril van de oude meesters naar de hedendaagse beeldcultuur. De klassieke schilderkunst wordt zo vanzelf leuk voor het grote publiek, lijkt zijn marketingstrategie.

John Currin kijkt door de bril
van de oude meesters naar de hedendaagse beeldcultuur.

Dat moeten ze bij het Frans Hals Museum Haarlem ook gedacht hebben. De (vaak pornografische) taferelen van Currin worden in de tentoonstelling Conversation piece III gecombineerd met schilderijen van Cornelis Corneliszoon van Haarlem, een maniëristische schilder uit de zestiende eeuw, die ook niet zuinig was met bloteriken. De eenentwintigste eeuwse oppervlakkigheid van John Currin gaat in gesprek met de zestiende eeuwse oppervlakkigheid van de maniërist Cornelis Corneliszoon.

Het Frans Hals Museum combineert schilderijen van John Currin (1962) met onder andere het werk van Cornelis van Haarlem (1562 – 1638). De Amerikaanse kunstenaar John Currin geniet wereldwijd bekendheid door zijn realistische schilderijen waarin alledaagse voorstellingen zich afwisselen met expliciet erotische verbeeldingen. Solotentoonstellingen van Currins werk vonden plaats in het Museum of Contemporary Art in Chicago, de Serpentine Gallery in Londen en het Whitney Museum of American Art in New York. In de serie „Conversation Piece„ wil het Frans Hals Museum zijn bezoekers met een nieuwe blik naar de collectie 16de- en 17de-eeuwse schilderkunst laten kijken.
 
Bron: franshalsmuseum.nl

In de zestiende eeuw schilderde men eindeloos pikante taferelen uit de Metamorphosen van Ovidius. Het waren vooral rijke edellieden en burgers die schilders de opdracht gaven een zinnenprikkelende voorstelling te schilderen. Dat moest wéll gebeuren onder de dekmantel van de high culture van Ovidius . De onderstaande voorstelling van Joachim Wttewael waarin Mars en Venus door Vulcanus in bed betrapt worden, is een goed voorbeeld van versluierde zestiende eeuwse pornografie die gelegitimeerd wordt door het klassieke thema. Toch is de opdrachtgever blijkbaar niet zeker geweest of die legitimatie voldoende was. Voor de zekerheid liet hij het ranzige tafereeltje op dun koper schilderen en in klein formaat, zodat hij het gemakkelijk en snel ergens onder kon schuiven, net als een pornoblaadje.

Joachim Wttewael
Joachim Wttewael (detail)
Venus en Mars verrast door Vulcanus, 1601
Dit ranzige werkje is op dun koper geschilderd (20,8 x 15,7 cm) en was net als een pornoblaadje gemakkelijk en snel te verbergen.

Als je de onversluierde eenentwintigste pornografische schilderijen van John Currin naast deze zestiende eeuwse versluierde pornografie houdt, lijkt de conclusie zo gemaakt: Er is helemaal niets veranderd. En toch is dat niet helemaal waar. In de zestiende eeuw werd nog versluierd, terwijl in de eenentwintigste eeuw alle bedekking, en ook heel veelzeggend, het schaamhaar is afgeschoren. We zijn door de massamedia zo aan pornografie en de oppervlaktecultus gewend geraakt, dat een oppervlakkige vergelijking als “John Currin doet in wezen precies hetzelfde als Joachim Wttewael” gemakkelijk gemaakt wordt. Maar hij doet eerder hetzelfde als Jeff Koons: het uithollen van alle mogelijke inhoud, zodat de lege huls overblijft. Ondanks zijn fabelachtige techniek blijft er bij John Currin tenslotte een desolate oppervlakkigheid over.

When a population becomes distracted by trivia, when cultural life is redefined as a perpetual round of entertainments, when serious public conversation becomes a form of baby talk, when, in short, a people become an audience and their public business a vaudeville act, then a nation finds itself at risk; culture death is a clear possibility.

Neil Postman, 1985

John Currin’s popularity resides precisely in his distance from painting and his proximity to TV culture. Neil Postman, who died recently, was a valuable guide to that culture. His “Amusing Ourselves to Death: Public Discourse in the age of Show Business“ (1985) had some things to say that apply here: “When a population becomes distracted by trivia, when cultural life is redefined as a perpetual round of entertainments, when serious public conversation becomes a form of baby talk, when, in short, a people become an audience and their public business a vaudeville act, then a nation finds itself at risk; culture death is a clear possibility.“ Earlier, in “The Disappearance of Childhood“ (1982), Postman argued that television abolished the difference between childhood and adulthood by making both reliant on the same sources for information and entertainment. The destruction of childhood points to the dissolution of adulthood as well. The phenomenon of John Currin testifies to Postman’s prescience.
 
Bron: artcritical.com

John Currin [ en-wikipedia.org ]