kleine Attila

Ezzelino III da Romano (1194-1259)

In het Inferno van la Divina Commedia leidt Vergilius de dichter Dante steeds dieper de hel in. Aangekomen bij De stad van Dis in de zevende kring van de hel ziet Dante welke straf de geweldplegers moeten ondergaan. Deze liggen in een rivier van kokend bloed, de Phlegeton, waar ze door centauren bewaakt worden. In Canto XII (regel 109) spreekt de centaur Nessus tegen Dante en Vergilius: “E quella fronte ch’ha ‘l pel cose nero è Azolino” (“En die kop daar, met die zwarte haren, is van Ezzelino.”)

Ezzelino (letterlijk: “kleine Attila“) da Romano (1194-1259) was zo wreed dat veel van zijn tijdgenoten hem meer vreesden dan de duivel. In Die Kultur der Renaissance in Italien en Duecento van respectievelijk Jacob Burckhardt en Hélène Nolthenius wordt hij in het eerste hoofdstuk al genoemd. Burckhardt schrijft dat niemand van de Italiaanse tirannen in de veertiende en vijftiende eeuw Ezzelino in de omvang van zijn wreedheid heeft geëvenaard, ook Cesare Borgia niet. Was het dan zo erg? In Ducento schrijft Hélène Nolthenius: “Waar Ezzelino vaste voet aan de grond kreeg, werden burgers bij horden onthoofd, verbrand en verminkt. Nooit was de rampzalige markt van Treviso zo ontredderd als toen Ezzelino haar in 1252 brandschatte en geen mens aan zijn razernij ontkwam.” De Duitse schrijver Joseph von Eichendorff schreef in 1828 het toneelstuk Ezzelin von Romano.

Ezzelinos Körper wurde zu Soncino in ungeweihter Erde beigesetzt. Sein Bruder Alberich mußte ein Jahr später, 25. Aug. 1260, durch Hunger gezwungen, sein Schloß San Zeno ohne Bedingung übergeben und wurde, nachdem man seine Söhne und Töchter vor seinen Augen unter gräßlichen Martern getötet hatte, an den Schweif eines Pferdes gebunden und zu Tode geschleift. Mit ihm erlosch das Geschlecht der Romano.
 
Bron: peter-hug.ch

ezzelinodaromano.it