artiestenmetafysica [ 2 ]

gelezen: §18 uit De Geboorte van de Tragedie van Nietzsche

De Geboorte van de TragedieDie Geburt der Tragödie is het eerste boek dat de 27-jarige Nietzsche in 1872 publiceerde en waarmee hij zichzelf diskwalificeerde als filoloog. Onder zijn vakbroeders oogstte het boek negatieve kritieken. Het voldeed namelijk niet aan de eisen die aan een wetenschappelijke publicatie gesteld werden. Men vond zijn geschrift te speculatief. De slechte ontvangst had ook te maken met afgunst. Nietzsche was in 1869 op 24-jarige leeftijd op voorspraak van Friedrich Wilhelm Ritschl aangesteld als hoogleraar filologie in Bazel, zonder dat hij gepromoveerd was. Jaloerse collega’s probeerden hem daarna ten val te brengen.

Rüdiger Safranski schrijft in Nietzsche – een biografie van zijn denken over het ontstaan van Nietzsche‘s eersteling. Aan het einde van de jaren zestig speelt Nietzsche al met het idee om een boek te schrijven waarin hij filosofie en muziek verenigen wil. In 1868 heeft hij Wagner persoonlijk leren kennen en Nietzsche is in de ban van deze componist geraakt. Met Wagner deelt hij niet alleen zijn passie voor de muziek maar ook zijn passie voor de Oude Grieken. Begin 1870 houdt hij voor zijn studenten in Bazel twee voordrachten over de Griekse tragedie: Das griechische Musikdrama en Sokrates und die Tragödie. Uit deze voordrachten zal in 1872 Die Geburt der Tragödie aus dem Geiste der Musik voortkomen.

Het boek is vooral bekend door de introductie van het dionysische en apollinische. Met name voor de kunstfilosofie heeft dit “begrippenpaar” enorme betekenis. Nietzsche schrijft in 1886 als voorwoord bij de heruitgave van zijn boek uit 1872 een proeve van zelfkritiek. Hij noemt Die Geburt der Tragödie “artiestenmetafysica”. Met de “metafysisch troost” predikt hij een soort verlossingsleer door de “tragische kunst” en op het muziekdrama van Wagner heeft hij al zijn hoop gevestigd. Maar als de Ring der Nibelungen in 1876 eindelijk in Bayreuth in première gaat, is hij zo teleurgesteld, dat hij niet alleen Wagner maar ook de kunst de rug toekeert.

NietzscheJe kunt Die Geburt der Tragödie niet alleen lezen als een verlossingsleer door de kunst (van Wagner) maar ook als een diagnose van de cultuur. In §18 reflecteert Nietzsche over de cultuur van zijn tijd: “Heel onze moderne wereld zit gevangen in het web van de Alexandrijnse cultuur: haar ideaal is de met de meest verfijnde kennisvermogens toegeruste, theoretische mens, wiens prototype en stamvader Socrates is. Heel onze opvoeding is van het begin af aan op dit ene ideaal gericht.”

Heel onze moderne wereld zit gevangen in het web van de Alexandrijnse cultuur: haar ideaal is de met de meest verfijnde kennisvermogens toegeruste, theoretische mens, wiens prototype en stamvader Socrates is.

Die Geburt der Tragödie, §18

Nietzsche ziet Socrates dus als het prototype van de theoretische mens, de mens die hij in zijn tijd overal om zich heen ziet. Deze mens heeft een onwankelbaar geloof in de wetenschap en is verstoken van “tragisch bewustzijn”. Nietzsche noemt dit “dionysische wijsheid”.

Dionysische wijsheid vergaar je door een blik in het afgrondelijke, wanneer je de illusie van de wetenschappelijke kennis doorziet. Nietzsche heeft dit “tragische bewustzijn” gemeen met zijn leermeester Schopenhauer. Maar het vooruitgangsoptimisme rond 1870 wil van dit pessimisme niets weten en schaart zich achter de triomfen van de wetenschap. Ook hierdoor vindt zijn eerste boek geen ingang. Nietzsche heeft zichzelf in de academische wereld buitenspel gezet. Na de slechte ontvangst zijn er nauwelijks nog studenten die zijn colleges volgen. Zijn carrière als eenzame filosoof is begonnen. Maatschappelijk succes zal hij nooit kennen. Zijn boeken worden pas gepubliceerd nadat hij in 1889 krankzinnig is geworden. Dan pas begint de impact van zijn denken tot de wereld door te dringen. In Die Geburt der Tragödie is de basis van dit denken gelegd.

Es ist ein ewiges Phänomen: immer findet der gierige Wille ein Mittel, durch eine über die Dinge gebreitete Illusion seine Geschöpfe im Leben festzuhalten und zum Weiterleben zu zwingen. Diesen fesselt die sokratische Lust des Erkennens und der Wahn, durch dasselbe die ewige Wunde des Daseins heilen zu können, jenen umstrickt der vor seinen Augen wehende verführerische Schönheitsschleier der Kunst, jenen wiederum der metaphysische Trost, dass unter dem Wirbel der Erscheinungen das ewige Leben unzerstörbar weiterfliesst: um von den gemeineren und fast noch kräftigeren Illusionen, die der Wille in jedem Augenblick bereithält, zu schweigen. Jene drei Illusionsstufen sind überhaupt nur für die edler ausgestatteten Naturen, von denen die Last und Schwere des Daseins überhaupt mit tieferer Unlust empfunden wird und die durch ausgesuchte Reizmittel über diese Unlust hinwegzutäuschen sind. Aus diesen Reizmitteln besteht alles, was wir Cultur nennen: je nach der Proportion der Mischungen haben wir eine vorzugsweise sokratische oder künstlerische oder tragische Cultur: oder wenn man historische Exemplificationen erlauben will: es giebt entweder eine alexandrinische oder eine hellenische oder eine buddhaistische Cultur.
 
Bron: Die Geburt der Tragödie §18 [ gutenberg.org ]

Artiestenmetafysica [ 1 ]