poezelige plaatjes

de meesterlijke kitsch van François Boucher (1703-1770)
en Jean-Honoré Fragonard (1732–1806)

Boucher, Cupido'sSinds de negentiende eeuw zien we de schilderkunst van de achttiende eeuw in het algemeen als een verval van de schilderkunst van de zeventiende eeuw. In de tweede helft van de zeventiende eeuw gaat de onnatuurlijke gepolijste Franse stijl het realisme al verdringen. De schilderkunst tussen 1675 en 1775 is vooral een hofkunst, met name in Frankrijk onder het absolutisme. Tussen de smaak van de aristocratie en de smaak van de burgerij zit een wereld van verschil. Hier ligt ook een belangrijk deel van het antwoord waarom de Franse kunst van de achttiende eeuw meestal verder van ons afstaat dan de Hollandse kunst van de zeventiende eeuw. Het is de smaak van de burgerij tegenover de smaak van de aristocratie. Sinds de Franse Revolutie voelen we ons veel meer verwant met de burgers uit de Hollandse Republiek dan met de adel uit het ancien régime.

De aristocraten wilden in hun privéparadijzen mythologische pastorales en heidense lusthoven en werden op hun wenken bediend door getalenteerde kunstenaars die zich in de rol van lakei konden en wilden schikken. Sinds we de originaliteit en de vrijheid van de kunstenaar de hoogste plaats zijn gaan geven, lijkt een dergelijke dienstbaarheid dodelijk voor de kunst. Want onze opvatting over kunst is dat deze in vrijheid ontstaat en tegendraads moet zijn. Maar met zo’n houding had je als schilder in de achttiende eeuw geen bestaansrecht. Als je een opdrachtgever niet wilde behagen, dan verdiende je ook geen geld.

BoucherEen van deze getalenteerde lakeien was de rococoschilder François Boucher. Hij is bekend van zijn poezelige en zoete plaatjes van badende nimfen, naakte godinnen en spelende cupido’s. Voorstellingen die tegenwoordig zijn voorbehouden aan het poesiealbum of Daphne’s Diary. Het is met een grote souplesse geschilderd. Maar zijn talent blijft op de achtergrond wanneer we ons teveel storen aan zijn gekunsteldheid of zijn collaboratie met de rijken. Zo schreef de Griekse schilder en kunstcriticus Vassily Photiades (1900-1975) in 1963 over Boucher:

François Boucher (…) is een en al koele berekening en zijn voornaamste doel lijkt op dat van een kwakzalver of een bereider van liefdestoverdranken, van wie de handigheid vol berekening niet lang voor de waarnemer verborgen kan blijven. Natuurlijk is hij het slachtoffer van zijn tijd; hij onderwerpt zich slechts aan de mode en deze wordt gekenmerkt door wulpsheid. Maar het lijdt geen twijfel of hij gaat te ver, en zijn gaven, want die heeft hij, hopen zich door elkaar op aan de voet van een altaar dat ondanks alle schijn niet dat van het Plezier is.
 
Bron: Vassily Photiades, de schilderkunst van de 18e eeuw, 1963
Venus
François Boucher
het toilet van Venus, 1751 (detail)
François Boucher is een en al koele berekening en zijn voornaamste doel lijkt op dat van een kwakzalver of een bereider van liefdestoverdranken…

Vassily Photiades

Gisteren lukte het mij om door het behaagzieke tafereel van Het toilet van Venus heen te kijken en zag ik het grote vakmanschap van Boucher. Het tafereel is een en al bevalligheid in een honingachtig licht. Deze elegantie kennen we. Venus houdt haar hoofd iets scheef, net zoals op het schilderij van Botticelli. Haar hand zit in een maniëristische draai. De lokken krullen zich koket langs haar hals. Dat kennen we allemaal uit de Italiaanse Renaissance. Maar in de rococo gaat alles en iedereen over de top. Ook Venus. En de billetjes van Cupido zijn net iets rozer dan Raphael ze schilderde.

Zoals in Frankrijk Jacques-Louis David (1748-1825) en het classicisme bijna synoniemen zijn, zo is François Boucher (1703-1770) in één adem te noemen met het rococo. Overigens was Jean-Jacques Louis een van de laatste leerlingen van Boucher. In de jaren twintig won hij de Prix de Rome en verbleef hij jaren in Italiëom de technieken van de Italiaanse meesters te bestuderen. Toen hij in 1731 naar Frankrijk was teruggekeerd, werd hij als historieschilder toegelaten tot de Académie de Peinture et de Sculpture. Hier maakte hij zijn carrière, eerst als rector van de Académie, in 1755 als hoofd van de Manufacture Nationale de Gobelins en tenslotte als Premier Peintre du Roi (onder Lodewijk XV) in 1765. Onder zijn vele leerlingen bevond zich ook Jean-Honoré Fragonard (1732–1806). Boucher stierf in 1770 en maakte het niet meer mee dat het rococo na 1774 snel uit de mode raakte.

Boucher gebruikt olieverf alsof het pastelkrijt is. Zijn naakten zien er zo poezelig uit dat ze met watten gevuld lijken. En niet alleen de naakten, de hele wereld lijkt met watten gevuld alsof er nauwelijks zwaartekracht is. Zo moet de adel zich gevoeld hebben, van de wieg tot het graf in de watten gelegd.

Fragonard
Jean-Honoré Fragonard (detail)
Ook Fragonard kent de maniëristische draaiingen van de hand en houdt van roze en turquoise, de “huiskleuren” van het rococo

De Franse Revolutie maakte een einde aan de standenmaatschappij waarin de adel en de kerk geen belasting hoefden te betalen. In de negentiende eeuw kwam de meritocratie in de plaats van de aristocratie. Een meritocratie vraagt om heel andere voorstellingen dan een aristocratie. Dat werd heel duidelijk toen rond 1850 het realisme opkwam. Wanneer je zelf je geld verdienen moet, bind je de strijd aan met de harde werkelijkheid. Geen geïdealiseerde flauwekul meer, maar kunst die de rauwe werkelijkheid omarmt. Sinds 1850 bepaalt het realisme de moderne smaak. In de canon van de achttiende eeuw schatten we Chardin daarom veel hoger in dan Boucher of Fragonard. Liever een eenvoudig maar eerlijk stilleven dan een dure droomwereld voor de happy few.

francoisboucher.org