Gerd wees mij op een schilderij van de Franse ruïneschilder Hubert Robert (1733-1808). Het is een voorstelling van de brug van Salario die hij rond 1775 geschilderd moet hebben. Als voorbeeld gebruikte hij een bijna twintig jaar oudere ets van Giovanni Battista Piranesi (1720-1778). Beide kunstenaars werden in Rome beïnvloed door Giovanni Paolo Panini (1691-1765), een beroemdheid op het gebied van Romeinse stadsgezichten.
Il Ponte Salario (ca. 1760)
Wat mij in de etsen van Piranesi treft, is de vanzelfsprekendheid waarmee de overblijfselen van Romeinse architectuur met het dagelijks leven samengaan. Ruïnes waren halverwege de achttiende eeuw nog geen eilandjes van monumentenzorg, maar obstakels in het landschap. Vaak deden ze dienst als veestal of soms letterlijk als steunpilaar en werd er een boerderij of herberg tegenaan geflanst.
Il Ponte Salario (ca. 1775)
Ook de brug van Salario is op de ets van Piranesi geen dode hoop stenen, maar vol leven. Robert maakte er een eigen interpretatie van. Wie tegenwoordig deze brug zoekt, drie kilometer ten noorden van Porta Collina bij Rome wordt teleurgesteld. De brug werd in 1867 afgebroken. De huidige stenen boogbrug dateert uit 1874 en mist verbeeldingskracht.
In de negentiende eeuw veranderde de houding tegenover het verleden. Er kwam monumentenzorg op gang. In de romantiek werden ruïnes gekoesterd als broeinesten van historische verbeelding. Thomas Cole (1801-1848), een Amerikaanse schilder uit het begin van de negentiende eeuw die ook in de omgeving van Rome werkte, schilderde twee jaar voor zijn dood een idyllisch landschap met daarin de ruïne van de boog van Nero. De ruïne is net als het zonovergoten pastorale landschap aaibaar geschilderd, als een dierbare herinnering die onze zorg en koestering verdient.
Boog van Nero (ca.1846)
Volgens een interpretatie van het Newark Museum wilde Thomas Cole zijn landgenoten met deze pastorale juist een les leren:
Bron: newarkmuseum.org