Categorie archief: filosofie

over the top

gelezen: Trump and truthful hyperbole

The art of the dealOp de blog Talking Philosophy las ik Trump & Truthful Hyperbole. In zijn boek The Art of the Deal (1987) legt Donald Trump uit wat hij met dit begrip bedoelt. Hoewel “de eerlijke overdrijving” net als bijvoorbeeld “het radicale midden” vanuit de logica een onmogelijkheid is, kan het een retorische stijlfiguur zijn waarmee je iets kunt promoten. Reclametaal zit eigenlijk vol hyperbolen en een marketinggenie als Trump weet dat deze door de consument als truthful ervaren worden. Ook al weten we dat een overdrijving per definitie een leugen is, we kunnen er ook van genieten en enthousiast over zijn.

cup noodles times squareZo herinner ik mij het gigantische beker noodles boven op een van de reclametotems rond Times Square in New York. De hyperbool was perfect uitgevoerd: uit de huizenhoge beker met noodles steeg een eveneens huizenhoge damp op, mogelijk van de stadsverwarming. Een geslaagde truthful hyperbole omdat het beeld klopte en de illusie compleet was. Een dampende beker noodles, maar dan wel duizend maten te groot.

Trump weet zoals elke reclamejongen dat de moderne mens geconditioneerd is als een consument en dus reageert als een consument. Marketing behandelt de consument als een verwende koning en zorgt voor vermaak. Heeft hij reusachtige dorst? Dan krijgt hij ook een reusachtige fles Coca Cola. Ook al weet iedereen dat die reusachtige fles een uitvergroting is en dus niet bestaat, we reageren er wél op. Zoals ik ook reageerde op het gigantische beker noodles op Times Square. Wow! En nog warm ook!

Amerikanen hebben met het duo consumentisme en big, bigger, biggest een langere geschiedenis als Europeanen. Al in de negentiende eeuw stonden de Verenigde Staten erom bekend dat alles er groter was dan in de oude de wereld. Ook de superhelden die sinds de jaren dertig verschenen zijn hyperbolen. Ze zijn beslist niet geloofwaardig, maar belichamen toch de truthful hyperbole omdat ze opkomen voor de waarheid en voor gerechtigheid. Amerikanen hebben dus een lange traditie met de overdrijving en ze weten dat het werkt. En daarbij komen we bij een typisch Amerikaans fenomeen: het pragmatisme. Het gaat er niet om of het waar is (want wat is waarheid?), maar of het werkt!

Marketing behandelt de consument als een verwende koning en zorgt voor vermaak. Heeft hij reusachtige dorst? Dan krijgt hij ook een reusachtige fles Coca Cola.
One way to help determine the ethical boundaries of hyperbole is to consider the second concern, namely whether the hyperbole (untruth) is harmless or not. Trump is right to claim there can be innocent forms of exaggeration. This can be taken as exaggeration that is morally acceptable and can be used as a basis to distinguish such hyperbole from lying.
 
Bron: blog.talkingphilosophy.com

Natuurlijk is de eerlijke overdrijving geen Amerikaanse uitvinding en ook geen uitvinding van marketeers. Het bestaat al zolang er propaganda is. Iets mooier maken dan het is of iets overdrijven zijn machtige stijlmiddelen in de propaganda. In de traditionele schilderkunst vinden we vele voorbeelden van de truthful hyperbole. Een van de duidelijkste is het beroemde portret van Napoleon door David. Dit is zo over the top (letterlijk!) en David moet het geweten hebben, ook al is het niet waar, het werkt wél!

David
Jacques-Louis David 1801
Napoleon trekt over de Alpen

Bijna een halve eeuw later schilderde zijn landgenoot Paul Delaroche een portret van Napoleon dat de waarheid veel dichter benadert. Napoleon stak namelijk de Sint Bernardpas over op een ezeltje. David moet dat ook geweten hebben. Maar hij wist ook dat Napoleon zichzelf niet zo wilde zien. Dus blies hij zijn opdrachtgever op tot mythische proporties: we zien een steigerende hengst, die door de wereldgeest in bedwang gehouden wordt.

Delaroche
Paul Delaroche 1850
Napoleon trekt over de Alpen

vergeten radicalen [ 4 ]

gelezen: het hoofdstuk J.J.Rousseau in Het verdorven genootschap
De vergeten radicalen van de Verlichting
van Philipp Blom

Het verdorven genootschapAl in de inleiding van Het verdorven genootschap bekent Philipp Blom dat hij een afkeer heeft van Jean-Jacques Rousseau (1712-1778). Dat is begrijpelijk, want Blom is een bewonderaar van Denis Diderot (1713-1784) en het gedachtegoed van deze twee Franse denkers ligt wijd uit elkaar. Oorspronkelijk waren Diderot en Rousseau dik met elkaar bevriend. Blom schrijft daar soms ontroerend over. Ze deelden dezelfde achtergrond en trokken rond hun twintigste naar Parijs. Maar na hun dertigste begonnen ze uit elkaar te groeien. Diderot stelde zich steeds verzoenlijk op maar Rousseau zonk steeds verder weg in een diep wantrouwen. Rond hun vijftigste was de breuk definitief geworden.

Veel tijd voor vriendschappen had Diderot trouwens niet meer want vanaf 1751 zat hij tot over zijn oren in het werk. De Encyclopédie was een enorm ambitieus project en Diderot zou er 25 jaar druk mee zijn. Rousseau was na het verschijnen van Julie (1761), Émile, ou De l’éducation (1762) en Du contrat social (1762) een ster geworden, niet alleen in Frankrijk maar ook daarbuiten. Wellicht is zijn briefroman Julie ou la nouvelle Héloïse het meest gelezen boek van de achttiende eeuw, nog vóór Robinson Crusoe (1719) of Die Leiden des jungen Werthers (1774). De invloed van Rousseau met deze drie boeken was veel groter dan de invloed van Diderot met zijn Encyclopédie.

RousseauToch zou Diderot‘s tijd ook nog komen. Rond 1850 had in Europa het materialisme het idealisme eindelijk “drooggelegd” en was er weer volop belangstelling voor de radicale Verlichting waar Diderot zo’n groot voorstander van was. Hij vond dat de mens alleen op zijn verstand moet afgaan en dat de wetenschap de enige betrouwbare gids is die zijn licht in de duisternis van onwetendheid en bijgeloof werpt. Voor Diderot volgde Rousseau met zijn contra-Verlichting, die uiteindelijk zou uitgroeien tot de Romantiek, een religieuze weg.

Diderot en zijn vrienden van de radicale Verlichting hadden een enorme hekel aan het christendom. Ze zagen Rousseau als een pseudo-christen. Ook al had Rousseau zelf niets meer met het christelijk geloof, zijn tegenstanders irriteerde het dat hij nog steeds in God en in de onsterfelijke ziel geloofde, in hun ogen niets meer dan restanten van het christendom. Voor de radicale Verlichting is de mens enkel materie, een wonderbaarlijke “machine van vlees”, en heeft deze helemaal geen ziel. Als je Wij zijn ons brein gelezen hebt, zal je dat bekend voorkomen.

Voor de radicale Verlichting is de mens enkel materie, een wonderbaarlijke “machine van vlees”, en heeft deze helemaal geen ziel. Iedereen die Wij zijn ons brein gelezen heeft, komt dat bekend voor.

Philipp Blom schrijft mooi, maar zijn vooringenomenheid is hinderlijk en soms lachwekkend. Omdat hij zo dweept met zijn helden Diderot en baron d’Holbach en zo openlijk zijn afkeer van Rousseau etaleert, laat hij de lezer geen ruimte om er het zijne van te denken. Het verdorven genootschap kun je lezen als een pleidooi voor de voltooiing van de Verlichting, die volgens Blom nog altijd gedwarsboomd wordt door de invloedrijke erfenis van Rousseau. Volgens de auteur zou er definitief afgerekend moeten worden met God en de ziel en hij ziet deze als de laatste hardnekkige restanten van het christendom.

Keer op keer beukt hij met zijn sloophamer in op het christelijke geloof, en omdat hij daar een karikatuur van maakt, lijken zijn sloopwerkzaamheden redelijk. De Kerk zou niets anders zijn dan een machtsinstituut dat met sprookjes en angstbeelden het volk onderdrukt. Het is een cliché dat rechtstreeks van de radicale Verlichters komt en dat zich al ruim twee eeuwen in ons bewustzijn genesteld heeft.

Above us only skyNet als bij “Imagine there’s no heaven, It’s easy if you try, No hell below us, Above us only sky” van John Lennon vraag ik mij af in welke tijd Blom meent te leven. De laatste vijftig jaar is het christendom in West-Europa gemarginaliseerd en in een hemel en een hel wordt praktisch niet meer geloofd. We hebben helemaal geen imaginatie nodig om ons voor te stellen dat er geen hemel en hel zijn. Het ontbreekt juist aan verbeeldingskracht en geloof om ons wél voor te stellen dat er ook een “geestelijke topografie” is waarin een hemel en een hel wel degelijk plaatsen zijn. Het materialisme van de radicale Verlichting waar Blom zo hartstochtelijk voor pleit, heeft de weg naar onze hoofden allang gevonden.

Vergeten radicalen 3 | Vergeten radicalen 2 | Vergeten radicalen 1

Theodicee en digitaal leven

maandag was het de 300e sterfdag van Gottfried Wilhelm Leibniz (1646-1716)

In juni schreef ik al iets over het Leibnizjaar. Eergisteren was het precies 300 jaar geleden dat de Duitse filosoof en wiskundige Gottfried Wilhelm Leibniz stierf. In Duitsland verscheen geen postzegel, want Leibniz werd in het verleden al vaker met een postzegel geëerd, zowel in het Duitse Rijk, de Bondsrepubliek, de DDR als in het verenigde Duitsland. De laatste keer dat je Leibniz op een brief kon plakken was in 1996, zijn 350e geboortejaar.

Leibniz
Leibniz herdenkingspostzegel, 1996

Op school leerde ik ruim 35 jaar geleden dat Leibniz de vader was van de Theodicee, de idee dat God de beste van alle mogelijke werelden geschapen had. Maar in de eenentwintigste eeuw is Leibniz voor ons toch vooral de oudste vader van de digitale revolutie. Deze kwam pas 250 jaar na zijn dood op gang. Het binaire stelsel dat Leibniz ontwikkeld heeft, kon pas echt goed toegepast worden in 1946 met de ENIAC (Electronic Numerical Integrator and Computer). Sinds het einde van de jaren zestig kunnen we echt spreken van het informatietijdperk en een digitale revolutie. En zo lijkt voor velen Leibniz’ Theodicee te herleven: het digitale leven als het beste, snelste en comfortabele van alle mogelijke levens.

Leibniz
Leibniz postzegels uit 1966 en 1980

The Philosopher Who Helped Create the Information Age [ slate.com ]