De Eerste Wereldoorlog was voor het Avondland een apocalyptische ervaring. Na 1918 zou de wereld niet meer hetzelfde zijn. Het vooruitgangsoptimisme dat Europa bijna tweehonderd jaar had voortgestuwd, was definitief de grond in geboord. Waarden als vaderlandsliefde en eer waren uiteengereten. Veel kunstenaars reageerden cynisch: midden in de oorlog (1916) ontstond in het neutrale Zwitserland het dadaïsme dat spot tot (anti-)kunst had verheven: Marcel Duchamp tekende een snorretje op de Mona Lisa. Het ene heilige huisje sneuvelde na het andere, maar tegelijkertijd vormde de jaren na de Eerste Wereldoorlog de voedingsbodem voor de Nieuwe Mensch van het fascisme. Het is in deze tijd dat Oswald Spengler zijn invloedrijke boek Der Untergang des Abendlandes schreef. Sterk onder invloed van die andere onheilsprofeet Friedrich Nietzsche beschreef hij de crisis waarin het oude continent geraakt was. De Grote Oorlog had de crisis op een gruwelijke wijze zichtbaar gemaakt.
Europa bijna tweehonderd jaar
had voortgestuwd, was definitief
de grond in geboord.
Voor hedendaagse cultuurpessimisten is Der Untergang des Abendlandes actueel gebleven. De crisis beperkt zich inmiddels niet meer tot Europa maar is mondiaal geworden. Globalisme, neo-kapitalisme, consumentisme, hedonisme en relativisme zijn de verschillende gezichten geworden van het dieperliggende nihilisme, dat Nietzsche als een van de eersten heeft opgemerkt. In de negentiende eeuw is de massa ‘bevrijd’ van zijn vroegere heersers en is zij de wereld gaan regeren. De Spaanse filosoof José Ortega y Gasset schreef in 1930 la rebelión de las masas (de opstand der horden) dat vaak samen genoemd wordt met Untergang des Abendlandes. Daarin wordt de schaduwkant van deze emancipatie belicht. Zijn we werkelijkheid bevrijd en verlicht? Of wordt onze wereld steeds meer geregeerd door de onderbuik, met onze vraatzucht, geilheid en hebzucht voorop?
Bron: Menno ter Braak over Oswald Spengler (bij zijn dood in 1936)