Teylers Museum Haarlem, 3 oktober t/m 4 januari 2009
Bron: haarlemcultuur.nl
Direct na de introductie in 1839 werd al beweerd dat de fotografie van bijzonder nut zou zijn voor de illustratie van reisverslagen. Immers, een foto is sneller gemaakt dan een prent naar een tekening. Maar ook het maken van een foto was in het begin een moeizame onderneming en zeker op reis. Er moest een grote hoeveelheid materiaal mee, zoals de glazen platen die als negatief dienden, de lens met het zware onderstel, een tent of kar om in het donker ter plaatse te kunnen ontwikkelen en de flessen met chemicaliën waarmee dat gebeurde. Een verre reis was een kostbare investering: er waren heel wat dragers en transportmiddelen nodig. De meeste vroege fotoreizen vonden plaats in het kader van archeologische expedities. De fotograaf kreeg opdracht illustraties te maken voor wetenschappelijke verslagen. Maar de eerste fotoreizen volgden ook een andere traditie: die van de „Grand Tour„, de reis die vermogende westerse jongelingen ondernamen om kennis te maken met de antieke wereld. Zij reisden via Italiëen Griekenland naar het Midden Oosten. Met de opening van het Suezkanaal in 1869 werden ook verdere bestemmingen beter bereikbaar: India, Indo-China, China, Japan en, vooral voor Nederlanders, Indonesië.
Na de introductie van de boxcamera van Kodak in 1888 wordt fotograferen een stuk makkelijker. De foto’s werden nu in een handzaam kastje belicht op een rolletje, dat ter ontwikkeling en afdruk naar het laboratorium werd verstuurd. Opeens was fotografie voor menigeen bereikbaar. Vooral na 1900 toen de zgn. Brownie, een simpele boxcamera nog maar 1 dollar kostte! In de tentoonstelling worden albums getoond van enkele amateur-fotografen, die rond 1900 de wereld afreisden. Onder hen zijn de Rotterdamse dominee Louis Heldring en de oprichter van de Koninklijke Shell, G.A. Kessler.
Bron: haarlemcultuur.nl