Deze zomer zag ik in de Neue Pinakothek in München weer eens het portret dat de negentiende eeuwse Beierse portretschilder Joseph Karl Stieler (1781–1858) in 1828 van
portret van Johann Wolfgang von Goethe
Stieler heeft Goethe afgebeeld als een genie dat in directe verbinding staat met het sublieme. In navolging van iconen waarop de profeet staat afgebeeld als luisterend werktuig van God, wordt de dichter voorgesteld als bemiddelaar tussen het goddelijke en het menselijke. Sinds de Renaissance is het genie de seculiere versie van de profeet geworden. En in de Goethezeit wordt de kunst zelfs het voornaamste substituut voor religie.
De romantische ironie waarmee wij tegenwoordig zo vertrouwd zijn, kan de pose waarin Goethe door Stieler is geportretteerd overigens ook banaal interpreteren: Goethe kijkt even gauw opzij of er niemand binnenkomt terwijl hij zijn banksaldo checkt. Dit in analogie van Goethe‘s laatste woorden “Mehr Licht!” die uitnodigt tot een metafysische interpretatie. Maar volgens sommige interpretatoren waren de woorden gericht tot zijn kamenier: of deze de luiken van zijn slaapkamerraam niet wat wijder open wilde zetten…