Maandelijks archief: juli 2022

een misselijke vent

Gelezen: a soul not dead but dying (2011) van Kelly Hamren
In The superfluous man in 19th century Russian literature

Grigori Alexandrvitsj Petsjorin, de hoofdpersoon in De held van onze tijd is een misselijke vent. Hij is weliswaar bijzonder intelligent, ziet er goed uit en kan heel innemend zijn maar bezit desalniettemin een aantal bijzonder nare karaktereigenschappen: hij is egoïstisch, trots, minacht anderen, is niet in staat tot vriendschap, wil altijd bovenop liggen, is jaloers en wraakzuchtig en geniet ervan als hij anderen kan laten lijden.

In het voorwoord bij Petsjorins dagboekaantekeningen richt de fictieve schrijver zich tot de lezer. “Wat een boze ironie zult u zeggen,” schrijft hij over zijn keuze om Petsjorin de held van onze tijd te noemen. Hij antwoordt daarop “ik weet het niet”. De schrijver heeft namelijk ook bewondering voor Petsjorin: “lezing van deze aantekeningen overtuigde me van de oprechtheid van de auteur, doordat hij zijn eigen zwakheden en gebreken zo meedogenloos uit de doeken doet”, schrijft hij in hetzelfde voorwoord.

Lermontov 1964De tegenstrijdigheid in het karakter van Petsjorin, zijn genadeloze zelfreflectie aan de ene kant en aan de andere kant zijn gemene streken, maken van hem een anti-held. In de literatuur rond 1840, toen De held van onze tijd verscheen, was dit een betrekkelijk nieuw fenomeen. Lord Byron had tussen 1812 en 1818 met Childe Harold’s Pilgrimage de aanzet gegeven. Na zijn dood in 1823 werd Byron eindeloos nagevolgd. In de Russische literatuur zou Jenevgin Onegin de eerste Byroniaanse held worden. Petsjorin werd de tweede en Lermontov noemde hem expliciet de held van onze tijd.

Lermontov koppelde zijn hoofdpersoon overigens bewust aan Jevgeni Onegin. Poesjkin leidde de naam Onegin af van de Onega, een rivier in het Noorden van Rusland en Lermontov deed hetzelfde: Petsjorin is afgeleid van de Petsjora, eveneens een rivier in het Noorden van Rusland. Onegin en Petsjorin waren beiden gemodelleerd naar de byroniaanse held, maar zouden zelf ook weer een bepaald type gaan vertegenwoordigen in de Russische literatuur van de negentiende eeuw. Dit type zou bekend worden onder de naam лишний человек (superfluous man) en tot een hele reeks romanpersonages leiden: Oblomov bij Gontsjarov, Bazarov in vaders en zonen van Toergenjev en Stavrogin in Boze geesten van Dostojevski zijn het meest bekend geworden.

lermontov 1939
Russische postzegels uit 1939
t.g.v. de 125e geboortedag van Lermontov

The superfluous man is een veel gekozen onderwerp bij doctoraalscripties van studenten Russische literatuur en slavistiek. Een psychoanalyse van Petsjorin blijft meestal niet achterwege. Na De held van onze tijd las ik het hoofdstuk A Soul not Dead but Dying over Petsjorin in The etrenal stranger – In The superfluous man in 19th century Russian literature (2011) van Kelly Hamren.

Hoe komt het dat Petsjorin ons 180 jaar later nog zo weet aan te spreken? Lermontov heeft blijkbaar een aantal eigenschappen waargenomen in de mensen die hij in zijn eigen tijd om zich heen zag, die hij in Petsjorin geconcentreerd heeft. In het voorwoord schrijft Lermontov: “Hij (de fictieve schrijver) heeft gewoon voor zijn plezier geprobeerd de huidige mens te tekenen zoals hij hem keer op keer heeft leren kennen – tot zijn en u verdriet.” Peter Zeeman besluit zijn bespreking in De Groene Amsterdammer in 1994 met de constatering dat velen in de twintigste eeuw aan het signalement van Petsjorin beantwoorden en dat ook hij er zelf een paar kent. De anti-held Petsjorin maakt zijn titel held van onze tijd na 180 jaar nog steeds waar. Wat mij betreft, is dat wél boze ironie.

lermontov 1941
Russische postzegels uit 1941
t.g.v. de 100e sterfdag van Lermontov

Zegt het karakter van Petsjorin nu iets over de mens in het algemeen of specifiek over het karakter van de moderne mens, die zich in de eerste helft van de negentiende eeuw begon uit te tekenen? Lermontov presenteert Petsjorin als een figuur die gekweld wordt door een bewustzijn waarmee hij genadeloos over zichzelf en anderen oordeelt. Bovendien lijdt hij onder de ambiguïteit van het menselijke bestaan, een typische aandoening van de moderne mens, die in de Romantiek pijnlijk zichtbaar begin te worden.

Dit nieuwe maar pijnlijke zelfbewustzijn was het gevolg van een verschuiving van het christelijke naar het natuurwetenschappelijke mens- en wereldbeeld. Deze paradigma shift was weer een gevolg van het humanisme en de Verlichting. Lermontov laat Petsjorin in zijn dagboek verwijzen naar een versregel uit Evgeni Onegin: “het kille vorsen van de rede en het droeve weten van het hart”.

lermontov 1957
Russische postzegel uit 1957
Portret van Lermontov met rechts de Darjalkloof

De (fictieve?) schrijver noemt Petsjorin niet zonder bewondering De held van onze tijd. Ook al is Petsjorin in het dagelijkse leven een misselijke vent (en op het metafysische vlak zelfs een “rottende ziel”) blijkbaar is hij wel in staat bewondering op te roepen. Bewondering voor wat precies? Wat zouden we in Petsjorin kunnen bewonderen? De fictieve schrijver prijst zijn genadeloze zelfkritiek en lijkt dat gelijk te stellen aan eerlijkheid.

Petsjorin zou dan een zeer tegenstrijdige figuur worden. Enerzijds bezit hij in extreme mate een hele reeks negatieve eigenschappen zoals zelfzucht, wraakzucht, machtswellust en sadisme. Anderzijds is hij in staat tot genadeloze zelfkritiek en is hij de laatste om te ontkennen dat hij al die nare karaktereigenschappen in huis heeft. Dat geeft hem een schijn van eerlijkheid. En is dat laatste niet het heldhaftige van Petsjorin? Het feit dat hij niet wegloopt voor de waarheid over zichzelf?

Hoe rusteloos zijn ziel ook is, in de Kaukasus lijkt Petsjorin zich thuis te voelen, niet als mens maar eerder als een roofdier in zijn territorium. In een van zijn dagboekaantekeningen schrijft hij: “Ik doe niets liever dan mijn macht opleggen aan mijn omgeving. Machtsdrift wordt nooit dieper, grootser bevredigd dan wanneer je gevoelens van liefde, toewijding en angst inboezemt. Trots wordt niet zoeter gestreeld dan wanneer andermans vreugde en pijn afhankelijk zijn van jouw willekeur.”

lermontov 1964
Russische postzegels uit 1964
t.g.v. de 150e geboortedag van Lermontov

Petsjorin zit graag op de stoel van de dictator, van de romeinse keizer die met zijn duim macht heeft over leven en dood van anderen. Een dergelijke schaamteloze bekentenis van machtswellust is in de Russisch-orthodoxe traditie het signatuur van de duivel. In het christelijke mens- en wereldbeeld heeft Lucifer in zijn hoogmoed zich boven God willen verheffen en daardoor was hij ten val gekomen. Door de zondeval had hij ook de mens in zijn val meegesleurd. De mens is tot vallen gedoemd maar kan toch gered worden. Het is een redding die hij zelf niet in de hand heeft en die alleen mogelijk is door oprecht berouw.

Wanneer de mens tot ware kennis over zichzelf komt, ontmoet hij ook Zijn Schepper. Dat is de geestelijke logica van het christelijke geloof en de Russisch-orthodoxe Traditie. In oprecht berouw over zijn zonde tegenover God, heeft het kwaad geen vat op de mens. Maar door hoogmoedige gedachten trekt hij het kwaad juist aan. Om zo te spreken “nodigt de trots het kwaad in het hart uit”. Daarom is de nederigheid de enige juiste houding die redding mogelijk maakt.

lermontov 2014
Russische postzegel uit 2014
t.g.v. de 200e geboortedag van Lermontov met rechts zijn schilderij van de kruisberg (Kazbek)

Als Rus was Lermontov absoluut bekend met de christelijke visie op het kwaad. Maar in zijn voorwoord laat hij daar toch niets van merken. Hij schrijft: “Laat het genoeg zijn dat de ziekte is geconstateerd, Joost mag weten wat er tegen kan worden gedaan.” De diepgelovige Dostojewski zou dit nooit geschreven kunnen hebben, ook al was hij in de diagnose over de geestelijke ziekte van zijn tijd, niet minder duidelijk dan Lermontov.

Kuifje in de Kaukasus [ 2 ]

De held van onze tijd (1840)
als literaire reisgids voor de Kaukasus

De held van onze tijd wordt gezien als de eerste Russische psychologische roman. Maar het is meer dan dat. Het is ook een avonturenboek. En het kan gebruikt worden als literaire reisgids voor de Kaukasus. In de vorige aflevering werd de Georgische militaire weg in vogelvlucht bekeken. Deze werd na de annexatie van Georgië in 1801 door Rusland aangelegd van Vladikavkaz naar Tbilisi. De weg volgt aanvankelijk de rivier de Terek die door de nauwe Darjalkloof stroomt. Daarna loopt de route over de Jvaripas (2395 m.) en daalt dan af naar Tbilisi. In het eerste verhaal volgen we de fictieve verteller en zijn metgezel Maxim in omgekeerde richting naar Vladikavkaz.

djaralkloof
De Darjalkloof vanuit het noorden gezien.

De Darjalkloof ligt aan de oostvoet van de 5047 meter hoge Kazbek, en begint aan de noordkant van Stepantsminda bij de Tsjcheri, een linkerzijrivier van de Terek. De kloof doorklieft de “axiale zone” van de Grote Kaukasus en is een zeer rotsige corridor van de Terek door de Chochibergrug ten westen en de Sjavanabergrug ten oosten. Deze twee bergruggen lopen parallel (lateraal) aan de hoofdkam van de Grote Kaukasus en omsluiten feitelijk het brongebied van de Terek met hoge bergruggen waarbij de Darjalkloof de enige uitgang is. Door de kloof en langs de rivier loopt de historische Georgische Militaire Weg, tegenwoordig ook bekend als de S3 (E117).De kloof kent verticale rotswanden tot 1000 meter hoogte.[1] Het smalste, meest rotsachtigste en moeilijkste deel van de Darjal is tussen twee zijrivieren van de Terek: de Amali en Chde.
 
Bron: nl.wikipedia.org

Lermontov bergpas
Darjalkloof
Op deze foto is goed te zien hoe nauw de kloof is.

Hoewel Petsjorin, de hoofdpersoon uit De held van onze tijd allesbehalve een romanticus is, is de setting juist wild romantisch. Hierdoor ontstaat er in de roman een spanning tussen realisme en romantiek. Nog steeds loopt er een literair debat over de vraag in hoeverre Lermontov de romantiek vertegenwoordigde en in hoeverre het realisme.

Met de onherbergzame Kaukasus koos Lermontov voor een decor dat we zijn gaan associëren met een bepaald soort romantiek. Deze donkere romantiek zien we ook in de landschappen van Caspar David Friedrich en Joseph Mallord William Turner. Het gaat hier om een grenservaring ten opzichte van de natuur waarbij de mens, net zoals het iconische beeld van de eenzame bergwandelaar van Friedrich, letterlijk en figuurlijk “op het randje” komt te staan. De grootsheid maar ook de onverschilligheid van de natuur, doen hem duizelen.

Devilsbridge1802
William Turner
The Devil’s Bridge and Schöllenen Gorge, 1802

De theoloog Rudolf Otto (1869-1937) heeft dit het numineuze genoemd. Lang voordat Otto hier een naam aan gaf, schreef Lermontov hierover: “Zodra we ons van de maatschappelijke orde verwijderen en dichter bij de natuur komen, worden we immers weer kinderen, of we willen of niet. Alles wat we hebben aangeleerd valt van ons af.” Deze grenservaring is kenmerkend voor de donkere romantiek bij Friedrich en Turner, die uitdrukkelijk geen zoetsappige romantiek is.

Het gaat in deze donkere romantiek om een grenservaring ten opzichte van de natuur waarbij de mens, net zoals het iconische beeld van de eenzame bergwandelaar van Friedrich, letterlijk en figuurlijk “op het randje” komt te staan.
Turner
In 1809 maakte Turner opnieuw een aquarel van de zogenaamde duivelsbrug bij de Sint Gotthard Pas De nauwe doorgang en de diepe afgrond vertonen grote gelijkenis met de Darjalpas.

De vraag is in hoeverre dergelijke romantiek nog romantisch is. Of is deze juist realistisch? In de berglandschappen die Lermontov in woord en verf aan ons heeft nagelaten, laat hij niet alleen het sublieme van de woeste, oorspronkelijke natuur zien, maar ook de onverschilligheid van de natuur ten opzichte van de mens. Eigenlijk legt hij net als Schopenhauer de blinde wereldwil bloot, waarvan de mens de speelbal is.

Van nature deinst de mens voor de natuurkrachten terug, maar tegelijkertijd confronteren deze hem met de noodzaak tegen de natuur te vechten en deze te bedwingen. “Het monster in de bek kijken en de strijd aangaan” zouden we realisme kunnen noemen, als je tenminste stelt dat het accepteren van de werkelijkheid het voornaamste kenmerk van realisme is. De waas voor onze ogen die de vijandige wereldwil als “schoonheid” ziet, zouden we vervolgens romantisch kunnen noemen.

Thomas Cole
De Amerikaanse landschapsschilder Thomas Cole koppelde in zijn schilderij The Expulsion from the garden of Eden (1828) de vijandige natuur aan de zondeval. Doordat de mens ongehoorzaam was geworden aan de wil van God, had hij kennis gekregen van goed en kwaad en werd hij verdreven uit het Paradijs en in de tijd geworpen waarin hij moet overleven in de vijandige natuur.

Als we de spanning tussen romantiek en realisme op deze manier benaderen, kunnen we deze ook betrekken op onze eigen tijd. Zo zouden we de vraag kunnen stellen in hoeverre we realistisch omgaan met klimaatverandering. Accepteren we klimaatverandering als natuur(ramp)? Of willen we klimaatverandering inperken tot menselijke schuld, waardoor we de natuur kunnen zien als iets kwetsbaars waar wij boven staan?

The Caucasus Mountains, in the spirit of writer Lermontov [washingtonpost.com]
That Black, Dragon-Haunted Pass: The Mystery of Lermontov’s Caucasus [literarytraveler.com]
Lermontov and the Romantic Tradition: The Function of Landscape in A Hero of Our Time [jstor.org]

Kuifje in de Kaukasus [ 1 ]

De held van onze tijd (1840) als avonturenboek

De held van onze tijdDe held van onze tijd wordt in Rusland en Georgië door kinderen op school gelezen. Je vraagt je af hoe je, als je twaalf jaar oud bent, een psychologische roman kunt lezen. De verfijnde psychologie van Lermontov moet je haast wel ontgaan. Maar De held van onze tijd is meer dan een psychologische roman. Het is ook een indrukwekkend reisverslag. En een avonturenboek. Wanneer je als tienjarige Kuifje in Tibet kunt lezen, waarom zou je dan ook niet met rode oortjes de avonturen van Pechorin in de Kaukasus kunnen lezen? Als je de psychologie helemaal zou overslaan, blijft er genoeg over om van te genieten, Lermontovs beschrijvingen van de natuur bijvoorbeeld. Naast schrijver was hij namelijk ook landschapsschilder.

Voor de hoofdpersoon Petsjorin is de Kaukasus een ideale setting. De onverschilligheid van de natuur tegenover de mens is er maximaal. Tegelijkertijd ontlokt de meedogenloze natuur de reiziger lyrische beschrijvingen. Wat het wilde Westen voor het Amerikaanse transcendentalisme was, was de Kaukasus voor Lermontov: het betoverende en wrede theater van de natuur. Aan de andere kant van de beschaving en aan de andere kant van goed en kwaad. Het amorele van de natuur sluit precies aan bij het karakter van Petsjorin.

Het eerste verhaal in De held van onze tijd is een reisverslag door de Kaukasus en te lezen als een literaire reisgids. Om precies te zijn, beschrijft Lermontov een deel van het traject tussen Vladikavkaz en Tiflis. Sinds mensenheugenis was er al verkeer over de Jvari pas (In het Russisch: Krestovi Pereval).Maar kort na het begin van de negentiende eeuw toen Georgië bij Rusland werd ingelijfd, begon de aanleg van een militaire weg, de zogenaamde Georgische Militaire Weg.

Georgische Militaire Weg
Georgische Militaire Weg van Vladikavkaz naar Tbilisi

De Georgische Militaire Weg loopt tussen Vladikavkaz (Rusland) en Tbilisi (Georgië) en volgt de traditionele route die door de eeuwen heen door indringers en handelaren is gebruikt. De weg strekt zich ongeveer 208 kilometer uit door de vallei van de Terek, steekt de хребет Скалистый over in de Darjalkloof, langs de berg Kazbek en de Kerk van de Heilige Drie-eenheid, en leidt vervolgens door de kloof van de Baidarka naar de Jvari pas, waar hij uitkomt een hoogte van 2379 meter. Het gaat verder langs de rivier de Tetri Aragvi langs het middeleeuwse fort van Ananuri en volgt de rechteroever van de rivier de Kura (Mtkvari) langs de oude stad Mtskheta naar Tbilisi. De fictieve verteller reist in het verhaal Bela in omgekeerde richting. De Kazbek wordt door Lermontov de Kruisberg genoemd.

Eind jaren dertig toen Lermontov zijn fictieve verteller en langs deze route laat reizen, was deze weg nog niet voltooid. Het is een gevaarlijke route en bij sneeuwval nauwelijks nog begaanbaar. In Bela wordt dat zeer beeldend beschreven. De schrijver vraagt zich af waarvoor hij eigenlijk bang moet zijn. Als de natuur bepaalt dat de reiziger zijn doel niet bereikt, is daar toch niets aan te doen. Dit determinisme, waarin de grilligheid van de natuur samenvalt met de grilligheid van het lot, zou een van de hoofdthema’s worden van de psychologische roman van de negentiende eeuw en speelt ook in De held van deze tijd, die algemeen gezien wordt als de eerste Russische psychologische roman.

Kazbek
Oude ansichtkaart met de ruim 5000 meter hoge Kazbek die in het verhaal Bela “de kruisberg” wordt genoemd.

Toch is De held van deze tijd diep geworteld in de romantiek en dat geldt zeker voor de setting. De Kaukasus is een romantisch decor waar het sublieme en het gevaarlijke elkaar ontmoeten. De majestueuze, ruim 5000 meter hoge Kazbek vertegenwoordigt in het verhaal Bela de grootsheid van de natuur.

Lermontov bergpas
de Darjalkloof Is de enige noord-zuidverbinding in de Kaukasus en een deel van de militaire weg loopt hier door. (Illustratie uit: Travels in the Trans-Caucasian provinces of Russia, and along the southern shore of the lakes of Van and Urumiah, 1837)

In het essay Lermontov and the Romantic Tradition: The Function of Landscape in A Hero of Our Time van Cynthia Marsh in The Slavonic and East European (1988) wordt gesteld dat de Kaukasus als een van de rafelranden van het immense Russische Rijk de romantische ziel aantrok, omdat deze hier in het onbekende kon doordringen. De hoofdpersoon Petsjorin is echter allesbehalve een romanticus. Hij zet zich niet zo expliciet af tegen romantiek of alles wat zweemt naar gevoel dan Basarov in Vaders en Zonen van Toergenjev, maar is er net zo afkerig van. Toch geniet Petsjorin van de natuur, maar dan niet op een esthetische wijze. De natuur is voor hem geen schitterend decor, maar de arena van het roofdier waarmee hij zich identificeert. Het amorele karakter van de natuur spiegelt zijn eigen innerlijk.

Lermontov
schilderij van Lermontov
Toren in Sioni, 1837-1838 – Veel Georgische schilderijen en tekeningen van Lermontov tonen wachttorens of oude forten.
Lermontov
De natuur is voor Petsjorin geen schitterend decor, maar de arena van het roofdier waarmee hij zich identificeert. Het amorele karakter van de natuur spiegelt zijn eigen innerlijk.
schilderij van Lermontov
Kruisberg, 1837-1838 – Een van Lermontovs beste schilderijen. Het is gemaakt aan de hand van schetsen die eind 1837 naar de natuur zijn gemaakt.

schilderijen van Lermontov [lermontov-lit.ru]

Vader Rijn

Der Vater Rhein (1848) van Moritz von Schwind
oorspronkelijk ontworpen voor de Trinkhalle in Baden Baden

In de loggia van de Trinkhalle in Baden Baden bevinden zich veertien muurschilderingen die mythes en legendes uit het Zwarte Woud illustreren. De opdracht werd rond 1844 gegeven. De Badense hofschilder Jakob Götzenberger (1802-1866) en de Oostenrijkse Moritz von Schwind (1804-1871) werden uitgenodigd om een ontwerp in te dienen. De laatste was zeker geen onbekende van groothertog Leopold van Baden. In 1842 had hij in het trappenhuis van de Kunsthalle in Karlsruhe een enorme wandschildering voltooid van de inwijding van de kathedraal van Freiburg en dat was bijzonder goed in de smaak gevallen. De marktwaarde van Von Schwind moest daardoor in het groothertogdom Baden flink gestegen zijn. Want voor de opdracht in de Trinkhalle vroeg hij een honorarium van 36 duizend florijnen, ruim vijfmaal zoveel als zijn concurrent. De opdracht ging dan ook naar Jakob Götzenberger.

schwind
der Vater Rhein (1848)

Het ontwerp dat Moritz von Schwind voor de Trinkhalle maakte was een allegorie van de Rijn onder de titel “der Vater Rhein“. Blijkbaar was de maker er zeer tevreden over, want hij maakte naar zijn ontwerp in 1848 een groot olieverfschilderij. Door een beschrijving in een brief weten wij tot in detail wat Moritz von Schwind met zijn vader Rijn wilde zeggen. Het is niet alleen een verzinnebeelding van de Rijn, maar ook van zijrivieren (Murg, Oos, Neckar, Lahn en Mosel) en steden (Mainz, Worms, Speyer, Keulen, Straatsburg en Feiburg).

“Das Bild war bestimmt, als Hauptbild in der Trinkhalle in Baden-Baden ausgeführt zu werden, deren beide Seitenfluchten mit den Rheinsagen aus gefüllt werden sollten. Es erscheint daher der Rhein, die Fiedel des Volker spielend und die Rheinsagen singend. Die Nixen um den Rhein tragen den Nibelungenhort, der mit der Tarnkappe den verhäng nisvollen Ring und Gürtel, einer die bekränzte Nolle mit dem Nibelungenlied selbst.”
schwind
“Am Ufer sitzen Speyer mit den Kaiser gräbern als Geschichte; die alte Worms, der Nibelungen Heimat, als Sage; Mainz mit der doppelten Mauerkrone und der österreichischen und preußischen Fahne als Sinnbild des Deutschen Bundes.”
schwind
“Die Oos, das Badener Flüßchen, mit dem Badischen Wappen und einem reichen Apfel zweig, die Fruchtbarkeit der Gegend anzuzeigen. Sie trägt die Trinkhalle von Baden-Baden, in die das Bild ursprünglich gemalt werden sollte.”
schwind
“Die Mosel mit der Nahe, die bei der Rheinpfalz ein fließt, und der kleinen Sieg, die den Kölner Dom trägt: preußische Gruppe. Der studentenhafte Neckar mit Kirschenblütenbekränzt,am Pedellstab das Pfälzer und Württemberger Wappen als Anspielung auf die Heidelberger und Tübinger Universität. Neben dem Neckar, dem Rhein zu, mit der großen Forelle und dem Heidelberger Faß”

Jakob Götzenbergers Freskobilder in der Trinkhalle zu Baden-Baden [goethezeitportal.de]

Trinkhalle

op 6 juli bezocht ik de Trinkhalle in Baden Baden

De Trinkhalle in het kuuroord Baden Baden werd tussen 1829 en 1842 gebouwd naar een ontwerp van Heinrich Hübsch. Deze architect had in 1828 naam gemaakt met zijn geschrift In welchem Style sollen wir bauen? (1828) waarin hij een punt zette achter het classicisme en de aftrap gaf voor het historisme. In de jaren 30 zou hij in München en Karlsruhe de Rundbogenstil introduceren, een interpretatie van het romaans dat bekend zou worden als het neo-romaans.

Trinkhalle
centrale deel van de 90 meter lange Trinkhalle

De Trinkhalle vormt een overgang van het classicisme naar de Rundbogenstil. Het ontwerp dateert van vlak na zijn publicatie In welchem Style sollen wir bauen? waarin hij brak met het classicisme van architecten als Karl Friedrich Schinkel en Leo von Klenze. Het vooraanzicht van de Trinkhalle is nog duidelijk classicistisch en zou bijna voor een werk van Schinkel of Von Klenze door kunnen gaan. Toch is er een element in dat bovengenoemde classicistische architecten nooit hadden toegepast: de arcaden tussen de zuilen. De boog was een romeinse uitvinding en voor de Grieks-georiënteerde Schinkel en Von Klenze was dat een Fremdkörper.

Trinkhalle
De zijingangen van de loggia van de Trinkhalle

Met de Trinkhalle geeft Heinrich Hübsch een eerste voorzichtige aanzet tot de Ringbogenstil of het neoromaans. Het classicisme was tussen 1775 en 1825 de officiële stijl en werd ook de stijl van het empire. Daarna zou het historisme doorbreken, te beginnen met het neoromaans in Duitsland en de neogotiek in Engeland. De vraag is in hoeverre de afkeer van het classicisme bepaald werd door ideologie en prestige. Het classicisme dat het principe van “edele eenvoud en stille grootsheid” vertegenwoordigde, was een halve eeuw “de huisstijl” van het establishment.

Terwijl het classicisme in Frankrijk na 1804 op een soort revival van het Romeinse Rijk begon te lijken, kozen de Duitsers (een verenigd Duitsland bestond voor 1871 immers nog niet) voor de herleving van de oude Grieken. De twee grootste Duitstalige kunststeden in het eerste kwart van de negentiende eeuw, Berlijn en München, wedijverden met elkaar om “het nieuwe Athene” te worden. In Berlijn was Schinkel de bouwmeester van Friedrich Wilhelm III en in München werkte Von Klenze voor Ludwig I. Beiden hadden de ambitie hun hoofdstad om te toveren in het nieuwe Athene. Zo moest Berlijn het Spree-Athen worden en München het Isar-Athen.

Trinkhalle
Loggia van de Trinkhalle met de 14 fresco’s van Jakob Götzenberger

Pruisen en Beieren gaven binnen de Duitse Bond (1815-1864) de toon aan en de kleinere koninkrijkjes en hertogdommen keken toe hoe Berlijn en München met elkaar streden om het prestige en om de waardige opvolger te worden van het Athene onder Pericles. De koning van Württemberg en de groothertog van Baden, toch ook geen kleine jongens, wisten dat ze het van die twee nooit zouden kunnen winnen. Ze konden in Stuttgart of Karlsruhe door een epigoon van Schinkel of Von Klenze ook wel hun eigen acropolisje laten bouwen, maar daar zouden ze dan hoogstens een troostprijs voor krijgen.

De Rundbogenstil die Heinrich Hübsch in Karlsruhe lanceerde, stelde Leopold van Baden in de gelegenheid zich te profileren door in te zetten op het historisme. Het groothertogdom Baden (1806-1918) zou zich distantiëren van het classicisme en de rundbogenstil omarmen.

Jakob Götzenbergers Freskobilder in der Trinkhalle zu Baden-Baden [goethezeitportal.de]

Zo ben ik nu eenmaal

gelezen: De held van onze tijd (1840) van Michail Lermontov

De held van onze tijdDe held van onze tijd behoort tot de klassiekers van de Russische literatuur. In 1993 verscheen een nieuwe Nederlandse vertaling van Hans Boland omdat de vorige van Aleida Schot gedateerd was geraakt. Ik las de jongste vertaling die in vlot hedendaags Nederlands is geschreven. Lermontov schrijft eenvoudig en doeltreffend. Zoals Stendhal al wist, behoeven psychologische observaties geen mooischrijverij. Zolang de overleggingen van de geest en de bewegingen van het hart maar nauwgezet geregistreerd worden, zal ook de lezer zich op heterdaad betrapt voelen. Want in de romankunst zal een geslaagd karakter altijd herkenning oproepen.

Petsjorin, de hoofdfiguur waarnaar de titel verwijst, zou in Rusland samen met Jevgeni Onegin het model worden voor de overtollige mens. Algemeen is men het erover eens dat dit personage in de literatuur zijn intrede doet bij Lord Byron, die net als Lermontov met Petsjorin, maar dan vijfentwintig jaar eerder zichzelf portretteerde in Childe Harold’s Pilgrimage.

Mikhail LermontovMikhail Lermontov (1814-1841) werd de gedoodverfde opvolger van Aleksandr Poesjkin (1799-1837) nadat deze in 1837 was overleden aan de gevolgen van een duel. Lermontov zou echter maar kort Poesjkins kroonprins zijn, want hij zou Poesjkin maar vier jaar overleven. Ook Lermontov vond zijn einde in een duel, nota bene in Pjatigorsk, het Russische kuuroord aan de rand van de Kaukasus waar een groot deel van De held van deze tijd zich afspeelt. Hoewel hij slechts 26 jaar is geworden heeft hij een volwassen oeuvre nagelaten en vormt hij samen met Gogol de schakel tussen Poesjkin en de twee grootste Russische schrijvers uit de tweede helft van de negentiende eeuw: Tolstoi en Dostojewski.

In het eerste verhaal Bela uit De held van onze tijd wordt de verveling, een belangrijk kenmerk van de overtollige mens een Engelse ziekte genoemd en Lermontov verwijst expliciet naar Lord Byron. Tweehonderd jaar geleden had deze de status van een popster.

Hoofdschuddend en grijnzend zei hij: “klopt het, dat de Fransen deze mode om je te vervelen hebben uitgevonden?”
“Nee, de Engelsen”.
“O, zit dat zo” antwoordde hij “dat zijn altijd verstokte zuipschuiten geweest.”
Onwillekeurig moest ik denken aan een Moskouse dame die beweerde dat Byron een dronkelap was en niets anders.

De held van onze tijd wordt gezien als de eerste psychologische Russische roman. Maar het is meer dan dat. Het is ook een avonturenroman en een reisverslag. Zo opent het eerste verhaal Bela met een lyrische beschrijving van de natuur in de Koisjaoervallei. Het lijkt alsof we voor een schilderij uit de Hudson River School staan en overdonderd worden door de grootsheid van de natuur. In de romantische landschapsschilderkunst werd dit het “heroïsche landschap” genoemd. De schilder trok daarbij alle registers open: woeste rotspartijen, dampende kloven, kletterende watervallen, majestueuze bergtoppen en meestal daarin verloren sporen van menselijke activiteit of een enkele figuur om de nietigheid van de mens te benadrukken. Nu is het bekend dat Lermotov zelf ook landschappen geschilderd heeft. Zijn lyrische natuurbeschrijvingen passen helemaal in de eerste helft van de negentiende eeuw toen de natuur hét project van de kunst geworden was.

Kaukasus
“Rechts was een rotswand, links zo’n diepe afgrond, dat een Ossetisch dorpje op de bodem ervan een zwaluwnest leek.”

De natuur van de Kaukasus is een natuur in superlatieven en de heroïsche landschappen die Petsjorin in woorden schildert, sluiten naadloos aan op het centrale karakter van de roman, de anti-held Petsjorin. In 1840 was de anti-held nog een nieuw verschijnsel. Met de publicatie van Childe Harold’s Pilgrimage tussen 1812 en 1818, had Lord Byron een nieuw type mens geïntroduceerd. Deze zou in de decennia erna een enorme invloed uitoefenen, niet alleen op de literatuur, maar ook op de schilderkunst en muziek. Na zijn tragische dood in Mesolongi in 1824 tijdens de Griekse onafhankelijkheidsstrijd werd het leven van Byron zelf de blauwdruk van de zogenaamde Byroniaanse held en daarmee was in feite de anti-held in de romantische literatuur geboren. Jevgeni Onegin werd de eerste Russische Byroniaanse held, Petsjorin de tweede.

Kislovodsk
“… en daarachter verrijst een amfitheater van bergen in steeds dieper blauwe neven, met aan de horizon een zilverketting van sneeuwtoppen, de Kazbek voorop, de tweekoppige Elbroes als sluitstuk.”

De held van onze tijd is een opvallend modern boek. Qua stijl past het meer in het realisme dan in de romantiek, terwijl het qua inhoud juist een zeer romantische thema’s aansnijdt: exotisme, smokkelhandel, eerwraak, liefdesperikelen en een duel. De roman bestaat uit vijf verhalen die onafhankelijk van elkaar te lezen zijn, maar met elkaar verbonden worden door de hoofdfiguur Petsjorin. Het heeft een originele vertelstructuur. Het eerste verhaal is een raamvertelling die begint met het relaas van de verteller (Lermontov) die vanuit Tbilisi de Kaukasus doorkruist.

Hij reist samen met ene Maxim Maximytsj, een veteraan met “een officiersjas zonder epauletten en een ruige Tsjerkessische muts”. Onderweg vertelt deze de geschiedenis over zijn oude vriend Petsjorin en Bela. Hij moet zijn verhaal verschillende malen onderbreken tijdens deze zware bergtocht die in het najaar wordt ondernomen terwijl er al sneeuw valt. Zo wisselen de reisbeschrijvingen van de verteller en het verhaal dat Maxim Maximytsj hem vertelt elkaar af.

Kislovodsk
“Ongeveer drie werst buiten Kislovodsk, in het ravijn met de Podkoemok, ligt een rots die de Ring wordt genoemd. Hij vormt een natuurlijke poort bovenop een hoge heuvel. De ondergaande zon werpt zijn laatste, vlammende blik op de wereld door dit stenen venster.” (12 juni)

In het tweede verhaal slaat de verteller een andere toon aan: “Ik zal u verschonen van berglandschapsschilderingen en juichkreten, nietszeggende plaatjes – zeker voor wie nooit in deze streken is geweest – en demografische gegevens die geen hond leest.” Enige tijd na de gevaarlijke bergtocht ontmoet hij Maxim Maximytisj opnieuw. Deze krijgt te horen dat Petsjorin in de buurt is. Maxim verheugt zich erop zijn oude vriend te ontmoeten. Maar de ontmoeting wordt voor hem een grote domper. Petsjorin is op weg naar Perzië, heeft haast en nauwelijks aandacht voor zijn oude strijdmakker.

Maxim Maximytsj vraagt hem tenslotte wat hij met Petsjorins papieren moet doen hij jaren voor hem in bewaring heeft genomen. Petsjorin toont er geen enkele interesse meer voor. “Doe er maar mee wat u wilt.” Maxim blijft teleurgesteld achter. De verteller vraagt wat voor papieren hij van Petsjorin zijn. Er blijken dagboeken bij te zitten. Maxim wil ze weg doen en de verteller vraagt of hij ze dan mag hebben. De dagboeken van Petsjorin vormen het tweede (en langste) deel van het boek en worden de lezer aangeboden in drie verhalen: Tamanj, Prinses Mary en De fatalist.

Het langste verhaal uit De held van onze tijd is Prinses Mary. Het bestaat uit dagboekaantekeningen en is door Petsjorin zelf geschreven. Anders dan het verhaal Bela waarin de verteller de geschiedenis optekent die Maxim Maximytsj hem vertelt, is Petsjorin nu zelf aan het woord. We leren hem nu dus van binnenuit kennen.

Kislovodsk
Het Kurhaus van Kislovodsk

Lermontov houdt gepaste afstand van zijn alter ego. Zo schrijft hij in het voorwoord bij Petsjorins dagboek dat hem ter ore is gekomen dat Petsjorin inmiddels dood is. Hij vindt dat een “bijzonder verheugend” bericht. Aan de andere kant heeft hij veel bewondering voor Petsjorin. In hetzelfde voorwoord prijst hij diens oprechtheid “omdat hij zijn eigen zwakheden en gebreken zo meedogenloos uit de doeken doet”. Daarom heeft hij zijn boek De held van onze tijd genoemd en weet zelf niet of dat “boze ironie” is.

In het voorwoord van de roman bekent Lermontov dat hij “gewoon voor zijn plezier geprobeerd heeft de huidige mens te tekenen zoals hij hem keer op keer heeft leren kennen – tot zijn verdriet en tot uw verdriet.” En hij besluit met: “Laat het genoeg zijn dat de ziekte geconstateerd is, Joost mag weten wat er tegen gedaan wordt.” Hier toont hij dezelfde tegenstrijdigheid als Petsjorin: enerzijds is er genadeloze zelfkritiek, anderzijds wordt alles bedekt door de overtuiging dat hij niet anders kan. En juist deze zelfrechtvaardiging ontsnapt aan zijn genadeloze (?) zelfkritiek.

Pjatigorsk
Monument bij Pjatigorsk op de plek waar Lermontov tijdens een duel in 1841 gedood is.

Nadat hij een smerig spel heeft gespeeld met Mary, de dochter van vorstin Ligovskaya, neemt hij afscheid van haar met de woorden: “Ziet u wat een miezerig mens ik ben?” Even later, op dezelfde bladzijde van zijn dagboek, noteert hij “Ik ben als een zeeschuimer, geboren en getogen voor het dek van een piratenbrik.” Petsjorin lijkt zichzelf geen millimeter te geven in dit strenge oordeel over zichzelf. Zijn “onbedwingbare angst voor het huwelijk” en zijn vrijheidsdrang ziet hij als zijn lot waar hij niets aan kan veranderen.

Het wordt gepresenteerd als een eerlijke bekentenis. Net als Lermontovs opmerking in het voorwoord dat hij niet weet wat er aan de ziekte die hij geconstateerd heeft te doen is. Het determinisme waarbij het karakter van de mens door zijn lot bepaald is en waarbij hij zelf niet de vrijheid heeft om dit te veranderen, zou in de tweede helft van de negentiende eeuw eindeloos uitgesponnen worden in de naturalistische en psychologische roman.