Categorie archief: 20e eeuw

Technicolor-feestje

gezien op Eerste Kerstdag op BBC 2: Singing in the rain (1952)
en Some like it hot (1959)

Twee van de leukste Amerikaanse films uit de vorige eeuw waren op Eerste Kerstdag bij de BBC te zien: Singing in the rain en Some like it hot. Beide meesterwerken zijn gemaakt in de jaren vijftig maar spelen zich af in de jaren twintig. Naast deze overeenkomst is er ook een belangrijk verschil. Singing in the rain werd in 1952 in Technicolor opgenomen en is een zeer kleurrijk musicalfilm. Some like it hot werd in 1959 in zwartwit opgenomen, ook al bestond de kleurenfilm in Amerika toen al twintig jaar. Maar Billy Wilder had voor zijn comedy van de eeuw helemaal geen Technicolor nodig. De grote komieken van de stomme film hadden immers allang bewezen dat je zonder kleur ook heel hard kan lachen. Wat voegt kleur eigenlijk toe aan een goede grap? Overigens was 1959 ook het jaar van Ben Hur eveneens geschoten in overdonderend Technicolor en eergisteren nog op Arte te zien.

poster
Ruim zestig jaar na dato zijn Singing in the rain (1952) en Some like it hot (1959) nog altijd even sprankelend en grappig.

Singing in the rain is net als Some like it hot een heel vrolijke film maar hier is de kleur juist wel een essentieel onderdeel. Het verhaal speelt zich af in de overgangsjaren rond 1930 van de movie naar de talkie maar werd geproduceerd in de overgangsjaren van de zwart-wit naar de kleur. Deze musical is een Technicolor-feestje geworden.

singing in the rain
Alle kleurenregisters worden vrolijk opengetrokken

Het aardige is dat het beeld van de jaren twintig duidelijk aanwezig blijft in de scenes die zich afspelen in de bioscoopzaal. Daar kijkt het publiek naar films in zwart-wit wat erg mooi contrasteert in deze kleurrijke film. De jaren twintig moeten juist erg kleurrijk zijn geweest, maar onze collectieve beeldvorming wordt sterk bepaald door de zwart-wit film en fotografie uit deze periode. In Singing in the rain zien we eindelijk eens wat de kleur was van de pothoedjes, boa’s, Buicks en Fords. De rokkostuums en slobkousen bleven in kleur overigens gewoon zwart-wit.

Als je dit meesterwerk hebt gezien, dan zou je graag willen dat alle grote musicalfilms uit de jaren dertig al in Technicolor waren opgenomen. Het had misschien ook gekund want de techniek was een heel eind en de eerste lange speelfilms in kleur verschenen al aan het einde van dat decennium: the Wizard of Oz en Gone with te wind werden beiden uitgebracht in 1939, tien jaar na de introductie van de geluidsfilm.

In Singing in the rain worden dus alle verfblikken opengetrokken. Net zoals Chroucho Marx niet meer ophield met praten toen de talkie er eenmaal was, zo kon het voor de set decorators niet bont genoeg in deze spetterende musicalfilm. Maar over de kleur was wel goed nagedacht. Functioneel kleurgebruik heet dat dan. Samen met de muziek en de close up (gelaatsuitdrukking) van de acteurs is kleur hét element dat een stemming kan overbrengen. En zo kun je spreken over de “regie” of “choreografie” van kleur. Door de belichting verandert de kleur van het decor en de personages om een bepaalde stemming op te roepen.

magicaldreamworldDeze musicalfilm is een film over film en geeft ons een kijkje in de keuken van de droomfabriek. Een van de fraaiste scenes is die waarin Gene Kelly en Debbie Reynolds op de filmset een donkere loods binnenglippen. “This is an empty stage!” zegt Reynolds maar dan tovert Kelly met de trukendoos van spotlights en atmosferische lichteffecten en decors een droomwereld tevoorschijn. Het paar staat dan ineens niet meer op een lege filmset maar op het strand bij een betoverende zonsondergang. Zwijmelende strijkers doen de rest om het hart te laten smelten.

Een ander zwijmelmoment is the magical dreamworld, een scene die zich afspeelt in de verbeelding van de hoofdpersoon. Ook hier zien we weer de virtuele droomwereld van Hollywood. De vrouw wordt als object van verlangen geprojecteerd en door een extreem lange sleep van witte tule die door de windmachine wordt aangeblazen, lijkt ze zich te bewegen in een onderwaterwereld terwijl de dunne stof van haar sleep allerlei fantastische vormen aanneemt.

De terugkeer van het Gele Teken [3]

gelezen: De schreeuw van de moloch (2020)
en herlezen: De Septimusgolf (2013)

De schreeuw van de molochRond kerst is het voor mij traditie geworden om de nieuwe Blake en Mortimer te lezen. Vorig jaar was dat deel 2 De Vallei der Onsterfelijken (2019). Het eerste deel (2018) was het jaar daarvoor verschenen en om mijn geheugen op te frissen, herlas ik het eerste deel voordat ik aan deel 2 begon. Het nieuwste album De schreeuw van de moloch dat in november verscheen, is ook het tweede deel van een tweeluik. Omdat het eerste deel De Septimusgolf alweer zeven jaar geleden verscheen, deed ik er goed aan dit te herlezen voordat ik aan De schreeuw van de moloch begon.

Het scenario werd geschreven door Jean Dufaux. Uitgangspunt voor het verhaal is de klassieker Het Gele Teken. Met dit verhaal uit 1952 begon de internationale ster van Edgar P. Jacobs te rijzen. In de jaren negentig werd het door Belgische stripkenners meerdere malen gekozen tot het Stripalbum van de Eeuw. Het Gele Teken is dus een sterk merk in de wereld van het beeldverhaal. Voor Dufaux moet het een eer geweest zijn om een vervolg uit zijn duim te zuigen. Uiteraard geheel in de stijl van Jakobs. En de uitgever wist bij voorbaat al dat het gele teken beslist op de omslag moest komen, net als bij het origineel uit 1952.

Het Gele Teken is een sterk merk in de wereld van het beeldverhaal

De SeptimusgolfHoewel De Septimusgolf en De schreeuw van de moloch één verhaal vormen, loopt er helaas toch een duidelijke stijlbreuk door dit tweeluik. Dat komt omdat Jean Dufaux en Antoine Aubin een meningsverschil kregen waardoor de laatst letterlijk en figuurlijk niet meer tekende voor het vervolg. Wel was Étienne Schréder nog steeds bereid zijn medewerking te verlenen, zodat de continuïteit gewaarborgd kon blijven. Christian Cailleaux werd gevonden als opvolger van Aubin. Helaas is zijn interpretatie van Jakobs’ stijl niet bijzonder geslaagd. Ook lijkt het erop dat hij onder grote tijdsdruk heeft gestaan, want de tekeningen zijn zeker niet zo uitgewerkt als die van Aubin en missen al helemaal de gedetailleerdheid van Teun Berserik en Peter van Dongen, de tekenaars van De Vallei der Onsterfelijken. Vaak is de achtergrond helemaal weggelaten.

Doordat de tekst in de Nederlandse editie een heel erg kleine letter heeft, vallen de rechthoekige tekstballonnen vaak te groot uit waardoor er onnodige lege ruimte op de pagina verschijnt. In combinatie met plaatjes zonder achtergrond gaf me dat steeds een leeg gevoel. En het tweede deel is al twaalf pagina’s korter dan het eerste deel. Het scenario van De schreeuw van de moloch is weer even fantastisch als dat van De Septimusgolf (2013). Maar door de echo van de personage Septimus bleef De Septimusgolf toch dichter in de buurt van het origineel uit 1952 dan De schreeuw van de moloch.

De wedergeboorte van de klassieker Blake en Mortimer is natuurlijk ook back to the fifties. Op een belangrijk punt na. Bij Edgar P. Jakobs was er voor vrouwen namelijk geen plaats in zijn avonturen (behalve als huishoudster of serveerster) en dat moest van de uitgever uiteraard veranderen in de 2.0 reeks. Ook al zal het publiek van Blake en Mortimer voornamelijk uit (oudere!) mannen bestaan, toch worden er sinds 1996 ook vrouwelijke hoofdpersonages opgevoerd. Zo introduceert Jean Dufeaux twee femme fatales: Lady Rowana en Lilly Sing. Zelfs Queen Elisabeth II voert hij in De schreeuw van de moloch ten tonele. Maar de nostalgische wereld van Jakobs wordt zoveel mogelijk intact gelaten. The fifties revisited.

De terugkeer van het Gele Teken [1] | De terugkeer van het Gele Teken [2]

1929 als spannend amusement

gisteren gezien op ARD: Babylon Berlin (derde reeks)
en de documentatie Herbst 1929 – Schatten über Babylon

Gisterenavond opende op de ARD de derde reeks van de serie Babylon Berlin. De eerste twee reeksen waren gebaseerd op Volker Kutscher’s historische thriller Der nasse Fisch en speelde zich af in het voorjaar van 1929. In de derde reeks zijn we in het najaar van 1929 beland. Net als bij de start van de eerste serie trakteerde de ARD haar kijkers op een documentaire over Berlijn in de jaren twintig. In januari 2019 was dat Das Jahr Babylon. De documentaire van gisteren heette Herbst 1929 – Schatten über Babylon.

Berlin 1929
Een Zeppelin boven Berlijn met links de Brandenburger Tor en rechts de Reichstag. In het midden de Siegessäule die tijdens het interbellum nog op het plein voor de Reichstag stond.

1929 is in de twintigste eeuw misschien wel hét kanteljaar geweest. Waarschijnlijk was het nog invloedrijker dan de Wende in 1989. In beide jaren stond Berlijn centraal. In 1989 kwam er een einde aan de DDR en het ijzeren gordijn en in 1929 begon de ondergang van de Weimarrepubliek. Dat was overigens pas in het laatste kwartaal van dat jaar, om precies te zijn op 24 oktober, met de Beurskrach op Wallstreet.

Berlin 1929
Amerikaanse invloeden in de jaren twintig in Berlijn

Deze gebeurtenis zou de wereld in een diepe crisis dompelen. De instorting van de aandelenkoersen in New York had rampzalige gevolgen voor Duitsland. Amerikaanse investeerders trokken zich massaal terug. Het draagvlak voor het Young-plan brokkelde af ten gunste van de opkomende NSDAP. De Weimarepubliek zou in de vrije val van de aandelenkoersen meegesleurd worden.

Desalnietemin zou Berlijn tot aan deze rampzalige Black Tuesdag een tijd van culturele bloei beleven. In Duitsland spreekt men zelfs van de Goldene Zwanziger. De gouden jaren twintig van de Weimarrepubliek begonnen echter pas in 1924 toen de hyperinflatie was bezworen en eindigden op 24 oktober 1929.

Berlin 1929
straatbeelden uit Berlijn in de jaren twintig

Berlijn werd in die zes jaar de hipste metropool op aarde met 4,3 miljoen inwoners. (In 2019 waren dat er 700.000 minder) Die Goldene Zwanziger werken nog altijd op onze verbeeldingskracht. Het leek alsof de moderniteit Berlijn had uitgekozen om er open te barsten. De oude wereld van de 19e eeuw ging in een bruisende feeststemming ten onder. Voor iedereen die graag modern wilde zijn, had Berlijn als de meest progressieve stad van Europa, een voorbeeldfunctie.

Voor een deel was deze moderniteit made in Germany, zoals de Zeppelin, het Bauhaus en de expressionistische film. Voor een ander deel bestond deze vooral uit Amerikaanse invloeden, dit tot groot ongenoegen van de nationaalsocialisten. De Amerikaanse muziek (jazz), dans (Charleston) en film (Hollywood) stonden hen tegen.

Berlin 1929
ARD website bij de serie Babylon Berlin
Als je de Duitsers massaal voor de buis wilt voor een geschiedenisles, dan moet je er veel Krimi in kruimelen.

De serie Babylon Berlin is een zeer ambitieus en kostbaar project dat werkt als een tijdcapsule. De reconstructie van het tijdsbeeld is vrij nauwkeurig en de filmsets zijn groots, ook in de buitenopnamen zodat we ons werkelijk op straat wanen in het Berlijn van 1929. Door ruim 90 jaar terug te spoelen in de tijd, lijkt Babylon Berlin het Duitse volk vooral te confronteren met de vraag hoe het ooit zover heeft kunnen komen. Tussen 1945 en 1990 stond in Duitsland vrijwel altijd de periode 1933-1945 op het programma. De Duitsers hebben de zwarte bladzijden uit hun geschiedenis stuk gelezen. Maar over de oorzaken van de opkomst van Hitler aan het einde van de jaren twintig, werd relatief minder aandacht besteed.

Als je de Duitsers massaal voor de buis wilt voor een geschiedenisles, dan moet je er veel Krimi in kruimelen. Precies dat is wat Volker Kutscher met zijn historische thrillers heeft gedaan. Geschiedenis en criminaliteit gaan hand in hand. Als één volk daarvan doordrongen is dan zijn het wel de Duitsers.