Dagelijks archief: vrijdag 16 juli 2010

uit je dak [ 2 ]

Barok en Rococo in Beieren en Tirol

KaltenbrunnOp onze reis door Beieren en Tirol bezochten we een paar paleizen, kerken en kloosters uit de barok en het rococo. Na het bezoek in de residentie in Würzburg zagen we achtereenvolgens de Pfarrkirche St. Nikolaus in Grossaitingen onder de rook van Augsburg en diezelfde middag ook Wieskirche dat evenals de residentie in Würzburg (1981) op de Unesco werelderfgoedlijst staat (sinds 1983). Het wordt beschouwd als het mooiste rococokerkje ter wereld. Daarna bezochten we het klooster Sankt Mang in Füssen. In Tirol woonden we op zondagmorgen een mis bij in de Wallfahrtskirche Kaltenbrunn in het Kaunertal. Tenslotte zagen we tijdens de terugreis nog de kloosterkerk van Ottobeuren die deel uitmaakt van de Oberschwabische Barockstrasse door Baden-Württemberg.

Ottobeuren
fresco in en met Basiliek van Ottobeuren

De geest van de barok en het daaruit voortgekomen rococo is eigenlijk tegengesteld aan die van het funktionalisme. Sinds de Oostenrijkse architect Adolf Loos in 1908 Ornament und Verbrechen publiceerde, zijn we geneigd te denken dat minder áltijd meer is. Krullen, toeters en bellen zijn gepast bij een draaiorgel, maar ongepast in de bouwkunst. Toch heeft de ornamentele kaalslag in de architectuur van de twintigste eeuw, die door De Stijl en Bauhaus zijn ingezet, ook laten zien dat minder niet per se meer hoeft te zijn. In de stedelijke omgeving betekent minder meestal saai. En eentonig, goedkoop en fantasieloos bovendien. In het modernisme zijn de krullen zo strak getrokken dat de hoek van negentig graden is overgebleven. Ook in de designwereld is ‘strak en zakelijk’ de mantra geworden. IKEA en HEMA hebben het Bauhaus met zoveel succes naar de gewone man weten toe te brengen, dat de elite zich soms opzettelijk profileert met neo-barok. De tentoonstelling NEO die de late Frans Haks in het Centraal Museum maakte, liet daar iets van zien.

fresco in St. Nikolaus, GrossaitingenZelf merk ik dat ik in de loop der jaren opener ben gaan staan voor de geest van barok en rococo. Als student aan de kunstacademie was ik geneigd om deze stijlperiode te diskwalificeren als kitsch, als armzalige horror vacui of als ziekelijke verkwisting van het absolutisme over de ruggen van het gewone volk. Ik denk er nu niet echt anders over maar wel genuanceerder. Ik herkende Michaela’s verontwaardiging over de pracht en praal in de Beierse kerken. Allemaal over de ruggen van de arme boeren. De nuance die ik nu bijvoorbeeld maak, is dat diezelfde boeren op lange winteravonden zonder televisie blij waren als ze houtsnijwerk voor hun parochiekerkje mochten snijden. En meneer pastoor was natuurlijk ook blij, vooral wanneer de notabelen uit de gemeenschap het bladgoud betaalden voor de vergulding van de boerenkrullen. Barok en rococo in Beieren en Tirol is een traditie die je niet los kan denken van de levensomstandigheden van de boerenbevolking en het aanwezige grote geld dat zich van oudsher rond de portemonnee van Jakob Fugger in Ausburg heeft opgehoopt. Er is geld en er is vakmanschap. Ideeënboer Jeff Koons wist dat laatste ook toen hij door Beierse ambachtslieden houten beelden liet snijden, waaronder Ushering in Banality dat in 1988 door het Stedelijk Museum in Amsterdam werd aangekocht.

Rococo charmeert mij meer dan barok, maar soms is het moeilijk onderscheid te maken. Veel rococo wordt daarom laat-barok genoemd. Rococo is lichter, speelser én erotischer dan barok. Dat laatste komt vooral door het weelderige rocaille, een asymmetrisch schelpmotief met vaak tamelijk suggestieve kwabben. Het stucwerk van Antonio Giuseppe Bossi in de zgn. ‘witte zaal’ van de Würzburger Residenz overtreft voor mij, wat rocaille betreft, alles. Het plafond is met een spons getamponeerd in zeeblauwe tinten terwijl het witte rocaille als schuim tegen de muren en het plafond is opgeklotst. Als je goed kijkt kun je in dit ‘rocailleschuim’ van alles ontdekken: vogels, prieeltjes, spinnewebben… en alles maagdelijk wit. Kenners onderscheiden deze (Würzburger) rococo weer van de (Friderizianische) rococo in Potsdam.

Wieskirche
de volledige plafondschildering in Wieskirche

WieskircheDe kroon op de ruimte in het rococo is de plafondschildering. In Würzburg waar we onze reis begonnen, heb je meteen de grootste ter wereld, die Tiepolo en zijn assistenten binnen een jaar (1751/52) maakten. Het interieur en de fresco’s van de kerken in Grossaitingen, Wieskirche en Ottobeuren werden ook rond 1750 voltooid, behalve die van de Wallfahrtskirche Kaltenbrunn in Tirol zijn iets ouder (1720-1730) en behoren tot de laat-barok. Maar ook hier vormt de plafondschildering die de hemel openbreekt de bekroning van de ruimte. Ook de plafondschildering in de keizerzaal van het klooster Sankt Mang die we bezochten, werd rond 1750 geschilderd, overigens door Franz Georg Hermann die ook de fresco’s in de keizerzaal van het klooster in Ottobeuren schilderde. Een frescoschilder die een plafond onder handen neemt, moet altijd rekening houden met perspectief. We kijken als honden en katten omhoog en zien veel neusgaten voorbijkomen…

Wieskirche
fragment van de plafondschildering in Wieskirche met de hemelpoort

Wieskirche [ de.wikipedia.org ]