Maandelijks archief: februari 2019

Het rijke Roomsche leven

gisteren met Patrick bezocht: kloosterdorp Steyl bij Tegelen

Op weg in SteylOp de veerweg bij Baarlo kwamen we veel fietsers tegen. In de zon was het twintig graden wat voor een dag in februari uitzonderlijk is. Bij de Maas gekomen stond een groep ouderen op de fiets te wachten om met het veer over te steken naar Steyl. We sloten ons bij hen aan. Aan de overkant verrees de dubbele torenfaçade van de Sint Michael, de kloosterkerk van Steyl, veilig opgeborgen in de vleugels van het Missiehuis. Dit is het hart van Steyl, gebouwd in het laatste kwart van de negentiende eeuw onder de bezielende leiding van Arnold Janssen (1837-1909). Patrick, in 1962 geboren in Tegelen op een steenworp afstand van Steyl, was mijn gids. Als kind heeft hij nog net iets kunnen proeven van het rijke Roomsche leven in Steyl. Door toedoen van het Tweede Vaticaanse Concilie maar in de eerste plaats door de oprukkende moderniteit, zou het rijke Roomsche leven na 1965 geleidelijk opdrogen en als cultureel erfgoed voortleven.

Steyl is nu een soort openluchtmuseum en op een zeer vroege voorjaarsdag als gisteren een ontluikende lusthof. Patrick leidde mij rond: eerst langs de drukkerij en het ketelhuis. De gemeenschap was ooit geheel zelfvoorzienend. In het ketelhuis werd de energie voor de communiteit opgewekt. Het benodigde water werd geleverd door de op kleine afstand liggende watertoren. Van het ketelhuis liepen we om de Heilig Hartheuvel langs een pad dat zich omhoog slingert naar het Heilig Hartbeeld. Van hieruit heb je een fraai uitzicht op de bosrijke omgeving waar het ketelhuis aan grenst. Het Heilige Geestklooster en het Heilig Hartklooster ten noorden van het ketelhuis lieten we even links liggen en nestelden ons in het prieeltje in het heuvelachtige park. Arnold Janssen trok zich graag op deze plek terug om in de stilte van de natuur de correspondentie van missionarissen en misszusters van over de hele wereld te lezen.

Er ontwikkelde zich een mooi gesprek, o.a. over de vraag of er binnen het geloof ruimte voor nostalgie mag zijn. Nostalgie wordt meestal te snel afgedaan als een improductief verlangen naar iets dat voorbij is en nooit meer terugkomt. En staat er in het Evangelie niet “Wie de hand aan de ploeg slaat, maar omziet naar wat achter hem ligt, is ongeschikt voor het Rijk van God” Het rijke Roomsche leven hier op Steyl is definitief voorbij. Dat kan weemoedig stemmen. We leven nu in een tamelijk cynische tijd waar mooie herinneringen aan het katholicisme uit de jaren vijftig onder druk van de kennis van nu (lees: misbruikschandalen in de katholieke kerk) vaak niet eens meer de kans krijgen om op te bloeien. Misschien moeten we erkennen dat het rijke Roomsche leven een mythe is die later gecreëerd is? Een nostalgisch vehikel?

Maar toch.

De rijkdom van het Roomsche leven is zeker geen illusie. Op Steyl kun je nog proeven hoe men vroeger leefde met het Evangelie. De parkachtige omgeving is helemaal ingericht op gebed. Er zijn drie grotten waarin de gelovige zich kan terugtrekken en mediteren. We namen een kijkje in de Olijfberggrot waar de Bijbelse vertelling over de Hof van Getsemane met beelden is geënsceneerd. Het is katholiek theater. Als voormalige protestantse jongen maar zeker ook als orthodox christen heb ik weinig op met al die gipsen theatereffecten die de gelovige kippenvel moeten bezorgen. Maar als het geloof maar doordringt tot het diepe hart, dan mag het daarbij best ook een prikkel geven die zich even aan de huid hecht. We zijn nu eenmaal ook emotionele wezens.

kaart van Steyl
overzichtskaartje van Steyl aan de Maas
[uit: "Op weg in Steyl. Spirituele speurtocht".]

kloosterdorpsteyl.nl | Steyl [ nl.wikipedia.org ]

Door de bril van Bril

vrijdag in Rotterdam gekocht: De kleine keizer
verslag van een passie (2008) van Martin Bril

De kleine keizer - verslag van een passieDe stukjes die Martin Bril in 2004 voor de Vlaamse krant De Morgen over Napoleon schreef, aangevuld met enkele stukjes die tussen 2004-2007 in De Volkskrant gepubliceerd werden, zijn in 2008 gebundeld in het boekje De kleine keizer – verslag van een passie. Op 21 april 2009 ontving hij voor deze bundel de Bob den Uyl-prijs voor het beste literaire of journalistieke reisboek van 2008 een dag voordat hij kwam te overlijden. Door zijn columns en zijn optredens in DWDD was Bril een mediapersoonlijkheid geworden.

De schrijver staat met zijn fotogenieke hoofd op de foto op de achterkant van het boekje met een tinnen miniatuurtje van Napoleon voor zijn neus. Zijn kop lijkt tien meter hoog uit te torenen boven een van de meest invloedrijke historische figuren aller tijden. Ironie van de schrijver uiteraard. Maar of het van de uitgever ook ironie is dat op de voorkant en rug van het boekje in koeienletters Martin Bril staat? Ik denk dat dit eerder een uitvloeisel is van de Wet van het gewicht van een mediapersoonlijkheid in boekenland. De vormgever bij Uitgeverij Balans heeft het wat mij betreft beter gedaan. Adam Zamoyski is inmiddels een merknaam geworden, maar wordt met kleinere letters gepresenteerd dan Napoleon.

In het stukje ‘Wenen‘ beschrijft Martin Bril zijn bezoek aan het eiland Lobau in de Donau. Tijdens de Slag bij Aspern-Essling (21-22 mei 1809) en de Slag bij Wagram (5 en 6 juli 1809) hadden de Fransen hier hun kamp opgeslagen. Via noodbruggen deden de Fransen tweemaal een uitval. De eerste maal moesten ze zich terugtrekken omdat de Oostenrijkers een van de bruggen zo gesaboteerd hadden dat de Fransen de Donau dreigden te worden ingedreven. De tweede maal haalde Napoleon een strategische overwinning bij Wagram.

Bril beschrijft het eiland Lobau zoals het er tegenwoordig bij ligt. Het is een recreatiegebied waar Wenen vooral in de zomer naartoe trekt en het wemelt er van uitspanningen. De Napoleontoerist probeert zich een voorstelling te maken hoe het hier in de zomer van 1809 moet zijn geweest. De schrijver stelt vast dat dit ondoenlijk is. ‘Is het een troost dat we nooit werkelijk zullen weten hoe iets was?’

sublieme landschappen

vrijdag in Rotterdam gekocht: Groots en meeslepend
Sublieme landschappen uit de Nederlandse romantiek

Groots en meeslependTien jaar geleden was in het Frans Hals Museum in Haarlem de tentoonstelling Groots en meeslepend te zien. Ik heb deze tentoonstelling helaas niet gezien, maar als bij zoveel tentoonstellingen koop ik jaren later de catalogus in de ramsj. Antoon Erftemeijer heeft in samenwerking met vormgever Willem Morelis een schitterende catalogus gemaakt die uit twee delen bestaat. In het eerste deel worden zestien landschapsschilders uit de eerste helft van de negentiende eeuw besproken. De oudste is Gerard van Nijmegen (1735-1804) en de jongste Gerard Bilders (1838-1865). Daartussen de bekende namen uit de romantische school: Andreas Schelfhout (1787-1870) en Barend Cornelis Koekkoek (1803-1862) en iets minder bekende schilders als Hendrik Voogd, Abraham Teirlink, Jacob Cremer.

Van Gerard van Nijmegen
tot Gerard Bilders

In een lichtgroen katern worden in vijf intermezzo’s verkenningen gedaan rond de landschapsschilderkunst van de romantiek. De religieuze diepte van de landschapsschilderkunst wordt gepeild, het verhevene in de literatuur en filosofie in de eerste helft van de negentiende eeuw komt aan bod, er wordt gekeken naar de voorlopers van de romantische landschapsschilderkunst in de Hollandse schilderkunst van de zeventiende eeuw en tenslotte is er ook aandacht voor de werkwijze van de landschapsschilders. In het tweede deel worden thema’s behandeld die kenmerkend zijn voor het zogenaamde sublieme landschap: schipbreuk en stormzee, noodweer, watervallen, wouden, bergen, de nacht, enz…

De romantische landschapsschilderkunst was in de eerste helft van de negentiende eeuw een internationaal fenomeen. Het werd vooral in Duitsland beoefend, maar ook in Oostenrijk, Scandinavië en in de Verenigde Staten. Iedere lokale romantische school voegde een karakteristiek toe aan het sublieme landschap: Alpenreuzen (Thomas Ender), fjorden en watervallen (Johan Christian Dahl) en prairies (Hudson River School). De catalogus legt geen link naar de romantische landschapsschilderkunst buiten Nederland, maar dat ervaar ik niet als een gebrek.

In het najaar van 2015 draaide in het Museum de Fundatie in Zwolle en het Rijksmuseum Twenthe in Enschede: de dubbeltentoonstelling Gevaar & Schoonheid – Turner en de traditie van het sublieme. De catalogus van deze tentoonstelling vormt, zeker om de romantische landschapsschilderkunst in internationaal en eigentijds perspectief te plaatsen, een prima aanvulling op Groots en meeslepend.