Vorig jaar kocht ik tijdens de vakantie in Augsburg het boek Deutsche Malerei des 19. Jahrhunderts (1990) van Hans Joachim Neidhardt. Afgelopen maandag voegde ik daar in Heidelberg een ander boek over Duitse schilderkunst uit de negentiende eeuw aan toe. Deutsche Malerei im 19. Jahrhundert (2005) van Hubert Locher. Een vergelijking dringt zich op. Neidhardt‘s boek uit 1990 is omvattender en bevat 84 minibiografieën van Duitse en Oostenrijkse schilders. Locher beperkt zich tot 45 schilders en schrijft op het eerste gezicht essayistischer dan Neidhardt. In plaats van met minibiografieën besluit hij met twaalf lange bladzijden met voetnoten en een uitgebreide literatuurlijst.
Zoals in de meeste handboeken wordt in grote lijnen de canon van de negentiende eeuw gevolgd. Dit betekent dat het verhaal van de negentiende eeuwse Duitse schilderkunst met de Nazarener begint. Direct daarop volgt de romantische landschapsschilderkunst van Caspar David Friedrich. Carl Spitzweg en Wilhelm Busch verschijnen traditioneel zij aan zij met hun Biedermeierhumor, terwijl de Düsseldorf Schule, de Deutschrömer (Feuerbach, Böcklin, Von Marées) en de laat-romantische dromerijen van Ludwig Richter en Moritz von Schwind elk een apart hoofdstuk krijgen. Het realisme en het oeuvre van Adolf Menzel zijn groot genoeg om een heel hoofdstuk te vullen. Het is jammer dat Locher enkele schilders weglaat die beslist in dit boek genoemd hadden moeten worden: Carl Blechen, Georg Friedrich Kersting en de Oostenrijkse schilder Friedrich von Amerling.
Bron: primusverlag.de