Dagelijks archief: woensdag 15 oktober 2014

E.M. & E.M.

Ernest Meissonier en Edouard Manet
in De omwenteling van Parijs (2006) van Ross King

In het essay de handgezaagde ziel van Cornel Bierens gaat het in het eerste hoofdstuk over de twee Franse schilders Ernest Meissonier en Edouard Manet. De laatste kennen we als een van de vaders van de moderne schilderkunst, de eerste is min of meer vergeten. In de tweede helft van de negentiende eeuw was dat anders. Ernest Meissonier (1815-1891) behoorde samen met William Bouguerreau tot de best betaalde schilders ter wereld. Beiden beschikten over een fabelachtige techniek. Maar de geschiedenis keerde zich tegen hen.

De omwenteling van ParijsIn De omwenteling van Parijs (2006) van Ross King wordt het verhaal verteld van de geboorte van de moderne schilderkunst 150 jaar geleden. Hoe kon het gebeuren dat het werk van kunstenaars die zo voortreffelijk hun vak beheersten, in de twintigste eeuw werd weggezet als “zielloze schilderkunst”?

In de negentiende eeuw kwam er een filosofische opvatting over kunst die was uitgewerkt door de Duitse filosoof Georg Wilhelm Friedrich Hegel (1770-1831). Deze geloofde dat er in de geschiedenis een lineaire ontwikkeling is waarbij de mensheid telkens een trede hoger op zou klimmen in de richting van de Absolute Geest, Hegel‘s idee van het sublieme. De kunst speelde daarbij een belangrijke rol. Hegel geloofde dat de kunst tenslotte de zintuigen zou overwinnen. Kunst zou zich a.h.w. onthechten, loskomen van de materie en steeds meer samenvallen met de onstoffelijke idee. Dat was het idee van Hegel. Je zou hem op grond van die toekomstverwachting misschien wel de vader van de conceptuele kunst kunnen noemen, meer nog dan Marcel Duchamp. Hegel gaf de voorzet, Duchamp knalde ‘m erin.

Hegel gaf de voorzet,
Duchamp knalde ‘m erin.

“Wat heeft de negentiende eeuw haar best gedaan om dit inzicht (van Hegel, HJvdH) zo lang mogelijk voor zich uit te schuiven.” schrijft Cornel Bierens terecht. Tussen de Colleges over de Esthetiek (1817-1829) van Hegel en de eerste ready mades (1913) van Duchamp, zit bijna honderd jaar! Voordat de conceptuele kunst waarin de onstoffelijke idee centraal staat, het licht zag, stortte de kunst zich in de negentiende eeuw vol overgave op de zintuigen. De academische schilderkunst zoals deze sinds David en Ingres op de Franse Académie onderwezen werd, was hypersensueel. Onder invloed van de opkomende fotografie werd de schilderkunst “fotografischer”. Het realisme in de schilderkunst was de tegenhanger van het materialisme in de filosofie.

Vanaf 1850 begon de zogenaamde drooglegging van het idealisme. De werkelijkheid versmalde zich tot het waarneembare, meetbare en tastbare. De kunst leek verder van Hegel’s Absolute Geist verwijderd dan ooit tevoren. Rond het midden van de negentiende eeuw heerste er een objectiviteitskoorts. Schilders wilden de wereld schilderen in een één-op-één verhouding, net zoals een foto objectief de wereld registreert. Zo wilden ook historici het verleden terughalen zoals het eigenlijk geweest is.

Meissonier
Ernest Meissonier 1861-1875
Friedland

Ernest Meissonier vertegenwoordigde zowel de schilder als de historicus. In De omwenteling van Parijs waarover Cornel Bierens in zijn essay schrijft, staat het schilderij Friedland centraal. Hij werkte hier aan tussen 1861 en 1875, bijna vijftien jaar lang! Als er iemand bezeten moet zijn geweest van objectiviteit, dan was het Meissonier. Het schilderij moest in de details kloppen. Uiteraard deed hij uitvoerig onderzoek naar de veldslag uit 1807. Honderden voorstudies maakte hij, voordat hij het doek tenslotte presenteerde.

Meissonier
Ernest Meissonier 1861-1875
Friedland (detail)

Ik had nog nooit van dit beroemde schilderij uit de negentiende eeuw gehoord, dat tegenwoordig in het Metropolitan Museum of Art in New York hangt, net zo min als de naam Ernest Meissonier mij bekend voor kwam. Des te meer bekend voor kwam de andere schilder in het boek van Ross King. Edouard Manet is al generaties lang een van de helden van de moderne schilderkunst en zijn schilderij Le déjeuner sur l’herbe is een van de iconen van de schilderkunst uit de negentiende eeuw.

Zoals bekend veroorzaakte het schilderij in 1863 een schandaal. Twee jaar later zou het enfant terrible Manet het kunstje nog een keer flikken met l’Olympia. Het schandaal was tweeërlei: er was enerzijds verontwaardiging over de inhoud: een naakte vrouw binnen een ongebruikelijke en ongepaste context binnen de burgerlijke opvattingen over kunst. Anderzijds maakte men zich druk over de manier waarop het geschilderd was. Alles wat Manet geschilderd had, was zo plat als een dubbeltje!

Manet
Edouard Manet 1863
Le déjeuner sur l’herbe (detail)
Alles wat Manet geschilderd had, was zo plat als een dubbeltje!

In deze platheid, die spot met alles waar illusionistische schilderkunst voor staat, bleek de onstoffelijke idee van kunst waar Hegel in zijn kunstcolleges over gesproken had, een onderkomen te kunnen vinden. De idee dat verf, voordat het verwijst naar iets anders, gewoon zichzelf is. Cornel Bierens schrijft het zo: “Het zat ‘m in die losliggende vlakken, in het licht dat hij wierp op de overgang tussen iets voorstellen en niets meer voorstellen, in de ruimte die hij voor de geest maakte.”

Bij Manet zien we de verschuiving van kunst die de werkelijkheid weerspiegelt, naar kunst die op zichzelf reflecteert. Vijfentwintig jaar na l’Olympia schrijft Maurice Denis: “Bedenk dat een schilderij – voordat het een strijdros, een naakte vrouw of een ander verhaal voorstelt – in wezen een plat vlak is, bedekt met kleuren die op een bepaalde manier zijn geordend.”

Manet
Edouard Manet 1863
Le déjeuner sur l’herbe (detail)

Eduoard Manet (1832-1883) had de weg bereid. In de decennia na hem werd deze verder doorgetrokken door de impressionisten, Cézanne, Matisse en Picasso. De verf liet steeds meer van zijn zelfstandigheid zien. Rond 1910 ontstonden de eerste schilderijen die niets anders meer voorstelden dan zichzelf. De zogenaamde abstracte schilderkunst was geboren en Kandinsky, Malewich en Mondriaan zijn daar de grondleggers van.

Eigenlijk is abstracte schilderkunst geen goede benaming voor een schilderkunst die onafhankelijk pretendeert te zijn van de zichtbare wereld. Van abstractie in de schilderkunst kun je spreken, wanneer vormen geabstraheerd (“af-getrokken”), d.w.z. vereenvoudigd worden. Dit kom je in alle figuratieve schilderkunst in meer of mindere mate tegen, van Rembrandt tot aan Manet. Wanneer een schilderij volledig non-figuratief wordt en de verf en voorstelling samenvallen, dan is er sprake van concrete schilderkunst. Verf die niets anders meer wil zijn dan verf.

De omwenteling van Parijs gaat over de Parijse kunstwereld in het dramatische decennium tussen twee tentoonstellingen: de fameuze Salon des Refusés van 1863, en de eerste tentoonstelling van de impressionisten in 1874. Het is het verhaal van vele kunstenaars, maar vooral van twee schilders: Ernest Meissonier, de succesvolste, klassieke schilder van de negentiende eeuw, en Edouard Manet, miskend in zijn tijd maar wel de voorloper van de meest radicale ommezwaai sinds de Renaissance. Het fascinerende verslag van hun beider parallelle levens, des te kleurrijker door hun vele supporters en critici – onder wie Zola, Delacroix, Courbet, Monet, Whistler en Baudelaire -, laat zien dat hun rivaliteit niet alleen de kunst betrof, maar ook hun verschillende visies op de wereld; wereldbeschouwingen die in die tijd net zo drastisch aan verandering onderhevig waren als de techniek, de politiek en de persoonlijke vrijheid.
 
Bron: bol.com

150 jaar moderne schilderkunst [ W&V ]