Dagelijks archief: zondag 14 december 2014

de ultieme rite de passage

gezien bij VPRO Boeken: Wim Brands in gesprek met Willem Jan Otten

droomportaalWillem Jan Otten (Amsterdam, 1951) werd dit jaar onderscheiden met de P.C. Hooftprijs voor zijn beschouwend proza. Vandaar dat hij in deze aflevering van Boeken de enige gast van Wim Brands was. Het gesprek ging al gauw over het boek My Bright Abyss (Mijn heldere afgrond) van de Amerikaanse dichter en essayist Christian Wiman. Otten raakte deze zomer gefascineerd door dit boek en herlas het telkens weer. Wiman beschrijft in dit boek wat er met hem gebeurt wanneer hij van zijn arts zijn doodvonnis gehoord heeft: hij blijkt te lijden aan een zeldzame combinatie van mergkankers, die hem letterlijk uitmergelen.

In het essay bijna-levenervaring dat Otten op 26 oktober j.l. in Letter & Geest (Trouw) publiceerde, beschrijft hij wat het aangrijpende boek van Wiman voor hem betekend heeft. Als intellectueel die zich tot het katholicisme bekeerd heeft, wordt Otten diep aangesproken door de manier waarop de agnostische Wiman zich tot de dood verhoudt en in het bijzonder in zijn wil om zich voor te stellen wat er na de dood met hem gebeurt. Wiman drukt de dood niet weg door deze dood (dood=dood) te verklaren, maar hij probeert te naderen tot het onvoorstelbare.

Wiman drukt de dood niet weg door deze dood (dood = dood) te verklaren, maar hij probeert te naderen tot het onvoorstelbare.
Wiman is door alle wetenschappelijke, journalistieke, sceptische wateren gewassen. Hij weet dat de gedachte aan ‘na dit leven is er Niets’ – geen hiernamaals, geen eeuwigheid – een verlokkelijke, fatale kennis is, die een soort ‘existentialistisch heldendom’ met zich meebrengt. Hij treft deze nihilistische heroïek aan bij de twintigste-eeuwse Helden van de Geest – Beckett, Camus, Kafka (als hij een Nederlandse schrijver was zou hij wellicht toegevoegen: W.F. Hermans, Rudy Kousbroek) – en kan die ook bewonderen, maar het leidt uiteindelijk, als de schijnbaar zo soevereine opvattingen tot dogma’s verstarren, ook tot een cultus van het isolement. “Je voelt je thuis in de wereld door je nooit helemaal thuis te voelen.” Van God verlaten zijn, het schept een vreemde band, een soort stoere verongelijktheid die soms voor ‘existentiële moed’ wordt aangezien. Je hoort deze neostoïcijnse toon vooral bij fundamentalistische atheïsten die, na een bijna-doodervaring, met een soort triomfje zeggen “dat ze God niet zijn tegengekomen”.
 
Bron: trouw.nl

Otten is geïnteresseerd in de rite de passage en de dood is ongetwijfeld de ultieme “rite de passage.” Toch wordt de dood steeds meer als een eindpunt gezien. Het hiernamaals is vervangen door het hiernumaals, het “gedenk te sterven” door “nu samen genieten”. Daardoor is het leven volkomen binnenwereldlijk geworden. De economisering en technocratisering van de politiek, het consumentisme en het morele verval hebben allemaal te maken met onze grondhouding tegenover leven en dood.

Door het sterven als een “rite de passage” te zien en de dood dus als een nieuw begin, komt het leven in een totaal ander perspectief te staan. Het christendom met zijn laatste oordeel, hemel en hel heeft voor de meesten van ons afgedaan. Dood is dood. Maar My bright Abyss laat volgens Otten zien dat er vanuit de existentiële ervaring van het afgrondelijke een helder licht kan schijnen. Voor de katholiek Otten is dat Christus. Aangeschoven bij de VPRO aan tafel houdt hij het open, en dat is ook goed zo. Fundamentalistische atheïsten of agnosten die toch menen dat er na de dood niets is, zouden aan die open houding een voorbeeld kunnen nemen.

Schrijven als een vorm van denken en denken in de vorm van schrijven

uit het juryrapport van de P.C. Hooftprijs 2014
toegekend aan Willem Jan Otten

Wim Brands in gesprek met Willem Jan Otten [ boeken.vpro.nl ]