Maandelijks archief: januari 2017

DDR-maniërisme [ 1 ]

Werner Tübke – meesterschilder tussen Oost en West
Museum De Fundatie Zwolle, 28 januari t/m 14 mei 2017

In 2010 schreef ik over de grootste staatsopdracht uit de geschiedenis van de DDR, het panorama in Bad Frankenhausen van de Leipziger schilder Werner Tübke. Het reusachtige panorama, een van de grootste ter wereld, werd dertig jaar geleden voltooid nadat Tübke en zijn assistenten er negen jaar onafgebroken aan gewerkt hadden. Nog steeds staat de Sixtijnse Kapel van het Noorden in Bad Frankenhausen bij mij op mijn lijstje van plaatsen in Duitsland die ik wil bezoeken. Maar gelukkig hoef ik nu niet helemaal naar Thüringen te reizen om het panorama te zien. Op de tentoonstelling Werner Tübke – meesterschilder tussen Oost en West die zaterdag in Museum De Fundatie in Zwolle opent, is een 1:10 schaalmodel van het panorama te zien. Dat is nog altijd 13,5 meter lang! Daarnaast zijn er bijna honderd schilderen van Tübke te zien.

Tübke 1966/1967
Levensherinneringen van Dr. Jur. Schulze VII, 1966/1967 (olieverf op doek, 122,5 x 182,5 cm, Museum der bildenden Künste Leipzig)
Tübke was zeker niet de eerste moderne schilder die zich vrijwillig terugtrok tussen de oude meesters.

Werner Tübke werkte voor de naoorlogse westerse schilderkunst achter de gesloten gordijnen van het Oostblok. Aan de kunstacademie van Leipzig ontwikkelde hij zich in de jaren vijftig en zestig in een stijl die haaks stond op alles wat toen als modern gezien werd. De laat renaissancistische en maniëristisch stijl uit de zestiende eeuw was sowieso een anachronisme. Veel (verwrongen) bloot, gloeiende kleuren en een afwijzing van het clair-obscur, de belangrijkste pijler van de barokschilderkunst. Tübke was zeker niet de eerste moderne schilder die zich vrijwillig terugtrok tussen de oude meesters. Surrealisten als Christian Schad, deden dat tijdens het interbellum al. Anderen zoals Giorgio de Chirico werden na een korte flirt met de moderniteit volledig reactionair. Eenlingen als Balthus bleven hun leven lang hun eigenzinnige spoor trekken langs de moderne schilderkunst.

Voor de rest werden de meeste figuratieve en realistische schilders na de oorlog door de moderne westerse schilderkunst in de ban gedaan. Concept en expressie werden de heilige graal en op ambacht werd neergekeken. Achter het ijzeren gordijn zag de situatie er compleet anders uit. De abstracte schilderkunst die na 1945 in West-Europa in zo’n hoog aanzien kwam te staan, werd gezien als een Amerikaans product, een kapitalistisch verschijnsel. Het socialisme stelde daar het socialistisch realisme tegenover. Stalin had ooit de stijl van Repin tot standaard verheven. Dit noodzaakte de socialistische schilder om zich vooral technisch te ontwikkelen. De jonge Tübke was daar één van.

Toen Tübke (1929-2004) eind jaren veertig aan de Hochschule für Grafik und Buchkunst in Leipzig aan zijn opleiding begon, werd hij gekneed in het socialistisch realisme. Toch zou hij zich al snel onderscheiden van zijn medestudenten. Tübke greep terug op de stijl van de oude Duitse schilderkunst uit de eerste helft van de zestiende eeuw en dat paste niet in het plaatje van het socialistisch realisme. Uit onvrede met de rigide artistieke koers die men in Leipzig volgde, stapte hij over naar het Caspar David Friedrich Institut in Greifswald. Daar leerde hij ook de kunstgeschiedenis beter kennen.

Ik ben erg benieuwd naar de tentoonstelling in Zwolle. Als het een goede overzichtstentoonstelling is, dan zouden we de ontwikkeling van Werner Tübke vanaf de jaren vijftig moeten kunnen volgen. Kunnen we zien door welke schilders hij zich heeft laten beïnvloeden? In het panorama van Bad Frankenhausen grijpt Tübke letterlijk terug naar eerste helft van de zestiende eeuw. Het panorama beeldt namelijk de Slag bij Frankenhausen uit die plaatsvond op 15 mei 1525. Het was de beslissende slag in de Duitse Boerenoorlog. Het DDR regime zag deze oorlog als een voorafbeelding van de socialistische klassenstrijd. Tübke was deze opdracht op het lijf geschreven. Hij kon zich letterlijk uitleven in de stijl van zijn grote voorbeelden: Albrecht Dürer (1471-1528) en Matthias Grünewald (ca.1470-1528) die de Duitse Boerenoorlog (1524-1525) bewust hebben meegemaakt.

museumdefundatie.nl | Welgericht [ W&V ]

the Leiden collection

vandaag gaat The Leiden Collection online
175 werken uit de verzameling van Thomas en Daphne Kaplan
Leyden Collection
theleidencollection.com
This online catalogue of The Leiden Collection provides the first scholarly overview of the remarkable collection of Dutch paintings and drawings assembled by Thomas Kaplan and his wife, Daphne Recanati Kaplan. Named after Rembrandt’s native city, The Leiden Collection currently numbers more than 250 paintings and drawings, 175 of which are included in the present catalogue.
 
Bron: theleidencollection.com

De Krimoorlog [ 12 ]

De verovering van de Malakoff op 8 september 1855

De Krimoorlog wordt door historici soms gezien als “generale repetitie” voor de Eerste Wereldoorlog. Het was de eerste industriële oorlog. De geallieerden schoten dagelijks tienduizenden granaten af op de Russische stellingen van Sebastopol. Men werd geconfronteerd met een vernietigingskracht die de wereld nog nooit gekend had. De uitdrukking “kanonnenvoer” werd gemunt door Leo Tolstoi die als jonge artilleriecommandant in de belegerde stad aanwezig was.

KrimoorlogOrlando Figes schrijft in zijn briljante De Krimoorlog of de vernedering van Rusland gedetailleerd het verloop van het beleg dat in totaal 349 dagen duurde: van oktober 1854 tot 8 september 1855. De Krimoorlog telde een lange reeks blunders aan beide kanten. Toen de geallieerden in september 1854 op de Krim landden, waren de Engelsen vergeleken bij de Fransen enorm traag. Het duurde bijna twee weken voordat op 20 september de eerste slag op de Krim geleverd werd. De Russen moesten zich daarbij terugtrekken op Sebastopol. Als de geallieerden toen niet getreuzeld hadden, was er waarschijnlijk helemaal geen beleg nodig geweest en hadden ze Sebastopol zo kunnen innemen. Honderdduizenden doden waren dan bespaard gebleven.

Doordat de Engelsen en Fransen zo lang wachtten, konden de Russen Sebastopol in een vesting veranderen. Aan de kwetsbare zuidkant van de stad werden stellingen gegraven, wallen opgeworpen en verhakkingen gebouwd. De Engelsen en Fransen deden hetzelfde. Zo ontstond de eerste moderne stellingenoorlog. De Russen hadden op een aantal strategische posities een fort gebouwd. Het belangrijkste was de Malakoff op een verhoging ten oosten van de stad. Vanaf de Malakoff was de hele stad te overzien en te beschieten. Deze moest dus tot het laatste moment verdedigd worden. De verovering van de Malakoff door de geallieerden zou de val van Sebastopol betekenen.

Vanaf de Malakoff was de hele stad te overzien en te beschieten. Deze moest dus tot het laatste moment verdedigd worden. De verovering van de Malakoff door de geallieerden zou de val van Sebastopol betekenen.

Het duurde bijna een jaar voordat de Malakoff genomen kon worden. De Franse inname op 8 september 1855 verliep bijzonder bloedig. Doordat het fort keer op keer door de Russen heroverd werd in felle gevechten met de bajonet, stapelden de lijken zich op. Voor de Franse keizer Napoleon III was de verovering van de Malakoff, die het symbool was van de val van Sebastopol, de “glorieuze overwinning” waarmee hij nationaal en internationaal aan prestige wilde winnen.

Daarom wilde hij graag dat voor het thuisfront, met name voor de Parijzenaars, deze “glorieuze overwinning” in beeld werd gebracht. Foto’s werden er tijdens de Krimoorlog wel gemaakt, maar vanwege de lange sluitertijd beperkte de fotografie zich tot het stilleven. Voor een actiescène was men in de jaren vijftig van de negentiende eeuw nog altijd aangewezen op de schilderkunst. Bovendien maakte een schilderij meer indruk. Het was groot, in kleur en bovendien kon de schilder alles zo in scène zetten dat het de keizer behaagde.

Oom Wim 1979
Adolphe Yvon presenteert Napoleon III zijn enorme schilderij La Prise de la tour de Malakoff (uit: “De verhalen van Oom Wim” door O.Joly en Cicuendez in Robbedoes, 5 april 1979, Uitgeverij Dupuis, Brussel.

Er zijn twee beroemde schilderijen van de Malakoff. Het eerste werd geschilderd door Adolphe Yvon (1817-1893) in 1856. Vlak na de oorlog bezocht hij in het voorjaar van 1956 het slagveld om ter plekke schetsen te maken. Zijn La Prise de la tour de Malakoff is 9 meter lang en 6 meter hoog. Het werd tentoongesteld op de Parijse salon van 1857. Het megalomane doek was precies was Napoleon III wilde zien ter meerdere glorie van zichzelf.

Malakoff 1857
La Prise de la tour de Malakoff
door Adolphe Yvon (1857)
Shortly after the end of the Crimean War in September 1855, Yvon was commissioned by the French government to paint a large picture of the capture of the Malakoff at Sevastopol. He sailed for the Crimea on February 19, 1856 where he spent six weeks compiling a portfolio of sketches, as well as visiting the battlefield of Inkerman. In 1857, the finished painting La Prise de la tour de Malakoff 8 septembre 1855 was shown at the Paris Salon, and two years later came La Gorge de Malakoff, and La courtine de Malakoff. La Prise was a massive piece measuring 6 metres by 9 metres and represented the moment when the fortification was captured around midday.
 
Bron: en.wikipedia.org
Malakoff 1857
La prise de Malakoff
door Horace Vernet (1858)

Het tweede beroemde schilderij over de Franse verovering van de Malakoff, is een paar jaar later geschilderd door Horace Vernet (1789-1863). Hij was tijdens de oorlog meegereisd naar de Krim waar hij schetsen maakte aan het front. Hij schilderde o.a. de Slag aan de Alma. Zijn versie van La prise de Malakoff is iconisch geworden. De compositie is veel sterker dan die van Yvon doordat hij ingezoomd heeft op de top waaronder massa’s gewonde en dode soldaten liggen. De Franse vlag is doorzeefd met kogelgaten, die symbool staan voor het offer. “Glorieuze overwinning” én offer ineen.