Maandelijks archief: mei 2018

1799

begonnen aan het laatste deel van de Tavelinck Trilogie
De Getrouwen (1799-1813) van Jo van Ammers-Küller (1938)

De Getrouwen“Zeventienhonderd negenennegentig. De eeuw waarin de Grote Revolutie begon, is ten einde. Tien jaar geleden hebben de eerste stormklokken over Frankrijk geluid, schaarde al wat jong, dapper en idealistisch was zich in de strijd om de rechten van de mens, en van overal, van oost en west, van noord en zuid kwam een weerklank. Nu staat een ring van vijanden om Frankrijk heen, met Engeland en Oostenrijk, met Rusland is het in oorlog, het heeft het koningshuis uitgemoord en duizenden zijner beste burgers naar het schavot gezonden. Het schrijft Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap in zijn vaandel, maar de guillotine verricht nog altijd haar luguber werk, zij kopt nu jakobijnen terwijl ze vroeger aristocraten kopte.” Zo begint De Getrouwen, het laatste deel van de Tavelinck Trilogie. Jo van Ammers-Küller sprak liever van de trilogie “Heren, Knechten en Vrouwen“. In het naschrift spreekt ze van “een gefantaseerd verhaal dat tegen een achtergrond van historische gebeurtenissen is opgebouwd”, en definieert daarmee ook het genre van de historische roman.

Ondanks alle kritiek die er vóór de oorlog op haar schrijverschap was (na de oorlog werd ze vanwege haar connecties met de Kulturkammer verguisd), maakt de Tavelinck Trilogie indruk op mij. Fijne psychologische observaties keren steeds terug en de schrijfster heeft ook het talent om in brede streken het historische decor te schilderen, zoals uit het bovenstaande fragment blijkt. Het “kleine” menselijke drama, in dit geval de lotgevallen van de familie Tavelinck, weet ze te verbinden met de storm die tussen 1778 en 1813 door de wereld trok, de Patriottentijd, de Franse Revolutie en de Napoleontische Tijd tot aan de Restauratie. In deze 35 jaar voltrok zich een paradigmawisseling: vanuit Frankrijk werd de gelijkwaardigheid tussen heren en knechten geforceerd en zette heel Europa op zijn kop.

In De sans-culotten wordt deze omwenteling van heel dichtbij beschreven. Een voorbeeld: de valet César Cornot brengt twee voorname patriotten vanuit Saint-Omer naar Parijs, een afstand van ruim tweehonderd kilometer die in vijf dagen wordt afgelegd. In het noorden van Frankrijk is weinig van de Revolutie te merken, maar hoe dichter het gezelschap bij Parijs komt, hoe concreter de omwenteling wordt: Er wordt algemeen getutoyeerd, iedereen wordt met citoyen aangesproken, ci-devants (voormalige aristocraten) worden vijandig benaderd en aan bomen en lantaarns in Picardië zien de verbijsterde Hollandse patriotten de dode lichamen van aristocraten hangen. De bediende wordt zich er steeds meer van bewust dat zijn slavernij voorbij is. In Saint-Denis hijst een menigte hem in de koets en moeten zijn heren achter op de bok plaatsnemen.

De Grote Omkering werkte zich uit tot in de kleinste details. Een wereld zonder standsverschillen bleek al gauw een utopie en de euforie van Vrijheid, gelijkheid en Broederschap sloeg tijdens de Terreur om in hysterie. Maar alle emancipatiebewegingen in de negentiende en twintigste eeuw tot in onze eeuw zijn echo’s van die ene grote golf aan het einde van de achttiende eeuw, sterk uitgedrukt in de klankuitbarstingen in de muziek van Beethoven.

Annus horribilis [ 1 ]

gisteren gekregen van Michaela: 1793 (1874) van Victor Hugo

Historische romans zijn voor mij waarschijnlijk de beste manier om een tijd van binnenuit te leren kennen. De schrijver van een historische roman moet zich dan natuurlijk wel goed hebben ingeleefd in een tijd. Hij (of misschien wel vaker: zij) is meestal geen historicus, maar zal zich meestal wel historisch willen verantwoorden. Niet alleen omdat zich onder de lezers altijd historici bevinden, maar vooral ook omdat de auteur geloofwaardigheid van het historische decor nastreeft. De historische roman is toch een heel ander genre dan fantasy of het sprookje. In de historische roman is de fictie ingebed in non-fictie. Daarom gaat er aan het schrijven van een historische roman meestal veel onderzoek vooraf.

Een bekend voorbeeld is natuurlijk Oorlog en Vrede van Tolstoj. Oorspronkelijk wilde Tolstoj een boek schrijven over de dekabristen, maar hoe meer hij zich verdiepte in de geschiedenis van de dekabristenopstand, hoe vaker hij uitkwam bij de oorlog van 1812 waarin de opstand zijn oorsprong had. En zo begon Tolstoj aan een uitputtende studie van de de Veldtocht van Napoleon naar Moskou in 1812. Hij las uitgebreide militaire rapportages (o.a. van de veldslagen bij Austerlitz en Borodino ), verdiepte zich in allerlei details en in het leven van de Russische aristocratie.

De titanenarbeid van Tolstoj staat niet op zichzelf. Het is een typische exponent van het historisme in de negentiende eeuw, waarbij alles tot in de details moest kloppen “wie es eigentlich gewesen ist”. Het historisme was in de jaren zestig van de negentiende eeuw tot een hoogtepunt gekomen. Tolstoj begon Oorlog en Vrede in 1862 maar leverde het pas in 1869 af nadat hij grote delen herschreven had. Ook de Franse schilder Ernst Meissonier werkte in die jaren aan een enorm project waarbij hij heel veel historische onderzoek deed. Zijn Friedland, een groot schilderij dat een historisch verantwoord beeld van Napoleon tijdens de Slag bij Friedland (1807) geeft, begon hij in 1861. Hij voltooide het pas in 1875.

1793En zo kom ik bij de historische roman Quatrevingt-treize (1793) van Victor Hugo. Het is zijn laatste historische roman en deze past ook helemaal in de traditie van het historisme. Oorspronkelijk had 1793 deel moeten gaan uitmaken van een trilogie, een project waaraan Hugo in 1862, vlak na de publicatie van Les Misérables, al begonnen was. Maar pas tien jaar later begon hij echt te schrijven aan Quatrevingt-treize. Hij documenteerde zich daarvoor uitgebreid over de burgeroorlog in de Vendée die in 1793 begon. Naar schatting zijn toen tweehonderdduizend Franse burgers en soldaten om het leven gekomen. Nog altijd loopt er in Frankrijk debat over de vraag of er toen sprake is geweest van genocide. Hugo heeft met 1793 geprobeerd om een portret te schilderen van het meest gruwelijke gezicht van de Franse Revolutie.

Voorlopig ben ik nog even bezig met de Tavelinck-trilogie van Jo van Ammers-Küller. Daarin heb ik het jaar 1793 nu ook bereikt, het jaar van de Terreur, waarin het schrikbewind van Robespierre, en dus de guillotine, op volle toeren is gaan draaien. Maar als ik deze trilogie afgesloten heb, hoop ik deze zomer op een Franse camping een begin te maken aan de roman van Hugo.

Groots en meeslepend was de Franse Revolutie; groots en meeslepend is Victor Hugo’s evocatie van deze zinderende titanenstrijd tussen de oude en nieuwe wereld in zijn laatste roman, 1793. Hier wordt geen geschiedenis geschreven, hier wordt de lezer meegetrokken in de chaos van de gebeurtenissen en ondervindt hij aan den lijve wat en wie er allemaal op het spel staat, als in het jaar van de Terreur de contrarevolutie losbreekt onder koningsgezinde boeren in de Vendée.
 
Bron: papierentijger.org

het verraad van Dumouriez

gekregen van mijn vader: De Huzaren van Castricum (1973)
een geschiedenis van de Nederlandse Republiek van A. Alberts

De Huzaren van CastricumVijfendertig jaar geleden was ik net klaar met mijn VWO-examen. Voor mijn mondeling tentamen Nederlands had ik mij gespecialiseerd in het werk van A. Alberts (1911-1995). Ik las zijn meeste romans en verhalenbundels, veelal boekjes van geringe omvang. Kaal en nuchter geschreven. Nog steeds staan ze in mijn boekenkast, een geschenk van mijn oud-leraar Nederlands: De vergaderzaal (1974), Haast hebben in september (1975), Maar geel en glanzend blijft het goud (1981) en Inleiding tot de kennis van de ambtenaar (1986). Maar Alberts schreef ook een dik boek waar ik in 1983 met een boog omheen liep: De huzaren van Castricum (1973) Dat was niet alleen omdat het een dik boek is. Het kwam ook omdat dit boek geen fictie is, maar een historische studie. Een geschiedenisboek over de patriottentijd in Nederland. En als negentienjarige had ik daar niets mee. Dat is nu wel veranderd.

De Sans-culottenOnlangs schreef ik over de Tavelinck-trilogie van Jo van Ammers-Küller, een schrijfster die fout was in de oorlog en dus sinds 1945 “vergeten” is. Jammer, want haar kroniek over een Amsterdamse regentenfamilie in de jaren 1778 tot 1813 geeft een levendig beeld van ons land (en het revolutionaire Frankrijk) in de patriottentijd. Het tweede deel, de sans-culotten, begint in 1792 in Frankrijk en eindigt in 1795 in Nederland. Van Ammers-Küller weeft fictie en geschiedenis knap door elkaar. In een naschrift verantwoordt ze zich tegenover de lezer en achterin het boek zijn ook een aantal mini-biografieën opgenomen van historische personages die haar romanfiguren ontmoeten. Zo brengt ze haar hoofdpersoon Dirk Egbert Tavelinck bijvoorbeeld in aanraking met de bekende Nederlandse patriot Johan Valckenaer (1759-1821). Maar ook met de Nederlandse feministe en spionne Etta Palm (1743-1799). De roman wordt echt spannend wanneer Dirk Egbert in Parijs door Etta Palm bij Charles-François Dumouriez geïntroduceerd wordt.

In hoofdstuk VIII in het tweede boek van De sans-culotten gaat het over het verraad van Dumouriez. Dat is een bekend historisch feit. Van Ammers-Küller betrekt haar hoofdfiguur bij de samenzwering. In hoofdstuk VII van De huzaren van Castricum vertelt A.Alberts in wederwaardigheden van Dumouriez ook over het complot tussen de Franse generaal en de orangisten in Den Haag, waarbij de patriotten verraden worden. In de sans-culotten vindt het verraad plaats in een hutje aan de Moerdijk waar Dumouriez een geheime ontmoeting heeft met Gijsbert Willem Tavelinck, de broer van Dirk Egbert. De schrijfster laat de spionne Etta Palm hierbij bemiddelen. In werkelijkheid vond er geen geheime ontmoeting plaats, maar de voorbereidingen waren er wel. De Engelse diplomaat Auckland en raadspensionaris Laurens Pieter van de Spiegel zouden in een stadhouderlijk jacht op de Moerdijk een geheime bespreking hebben met Dumouriez. De Conventie in Parijs gaf Dumouriez echter het bevel om onmiddellijk de Republiek aan te vallen. Op 17 februari 1793 ging hij de grens over bij Bergen op Zoom en trok daarna op naar Geertruidenberg.

De redding van de Republiek kwam in het voorjaar van 1793 uit onverwachte hoek: de Oostenrijkers en de (conservatieve) Belgen kwamen in opstand tegen de Fransen en op 18 maart werd het Franse leger verslagen bij Neerwinden. Dumouriez, de held van Valmy en Jemappes, bleek nu de verliezer. De Conventie in Parijs stelde een onderzoek in naar de integriteit van Dumouriez. Deze had toen geen andere keuze meer dan over te lopen naar de Oostenrijkers. Dumouriez (1739-1824) zou nooit meer een voet op Franse bodem zetten. Anderhalf jaar later, in de winter van 1794/1795 zouden de Fransen opnieuw de Republiek binnenvallen. En ditmaal was het wel succesvol.