Maandelijks archief: juni 2006

schilderbeesten & schildermonniken

Dionysos en Apollo achter de schildersezel

Lopez-ReyDe Spaanse Velazquezkenner José López-Rey die in 1991 overleden is, was een beetje de Spaanse Ernst van de Wetering. Wat deze laatste betekend heeft voor de inventarisatie alle Rembrandts, betekende Lopez-Rey voor het oeuvre van Diego Velazquez. Al jaren bezit ik zijn standaardwerk A Catalogue Raisonné of His Oeuvre (1963) waarvan in 1999 een uitgave in twee delen verscheen bij Taschen-Waldenstein Institute. Het eerste Duitstalige deel is een biografie met veel kleurenreproducties van details op ware grootte. Het tweede deel is een oeuvrecataglogus (130 werken) in Frans, Engels en Duits. Gisteren herontdekte ik dit prachtboek weer.

Voor een schilder is het een boek om van te smullen, want door de vele detailweergaven krijg je een aardig beeld van Velázquez’ techniek, zonder dat je naar het buitenland hoeft. Want er hangt niet één doek van de Spaanse meester in Nederland. De meeste schilderijen hangen in het Prado in Madrid en het is helaas te lang geleden dat ik deze voor het laatst zag. In New York zag ik 6 jaar geleden 5 werken in het Metropolitan Museum, eentje in de Frick Collection en vorig jaar in Sint-Petersburg drie doeken in het Hermitage. Met de editie van Taschen kun je prima op details studeren want de reproducties zijn redelijk, de uitsneden bewust gekozen en altijd op ware grootte.

Velazquez
Detail van de naaister van Diego Velazquez geschilderd tussen 1640-1650

Wat mij telkens weer verbaast bij Velázquez is de enorme vrijheid waarmee hij schildert. In de tegenwoordige tijd wel te verstaan, want zijn penseelstreek is zo vitaal dat je hem nog steeds aan het werk kunt zien. Ik heb een mateloze bewondering voor fijnschilders en andere perfectionisten die de verf onzichtbaar kunnen maken en meester zijn in de stofuitdrukking. Maar de schilders die mij het meest boeien, blijven toch degenen die balanceren tussen nonchelance en preciezie, tussen verf en voorstelling. Daarvoor is een vertrouwen nodig, een loslaten, een vermogen om door de verf heen te kijken naar het beeld dat aan het ontstaan is. Dan openbaart zich voor mij het geheimzinnige van schilderkunst, dat de voorstelling zowel door de verf als in de verf verschijnt. Er openbaart zich een nieuw beeld dat er nog nooit eerder was, een beeld in verf. Dat is het mysterie dat de fotografie mij niet bieden kan. Schilderen kan het zien ‘openbreken’, onze waarneming van de werkelijkheid kwadrateren.

Vermeer
Detail van de melkmeid van Johannes Vermeer
geschilderd rond 1660

De fotografie biedt weer een heel ander mysterie dan de schilderkunst: het mysterie van de tijd. De tijd wordt pas geopenbaard wordt als het moment volmaakt wordt stopgezet. Omdat we nu gewend zijn geraakt aan de foto, lijkt dit mysterie verdwenen. Pas als we 19e eeuwse daguerotypes zien, dringt weer enigszins tot ons door, welke openbaring een foto eigenlijk is en wat onze voorouders gezien moeten hebben.

Johannes Vermeer is natuurlijk hét voorbeeld van een schilder die, dankzij de camera obscura, oog had voor dit mysterie. Pas in de 19e eeuw kon het door het nieuwe medium van de fotografie ten volle geopenbaard worden. Het ogenschijnlijk koele en beheerste temperament van Vermeer, dat tot uitdrukking komt in een weloverwogen en uitgebalanceerde toets, is veel geschikter om het moment te bevriezen, dan het vurige temperament van de Sevillaanse Velázquez’, wiens stijl vooruitloopt op het pictorale vuurwerk van de impressionisten.

De paradox is dat juist de laatsten met de fotografie gingen wedijveren in de vastlegging van het moment. De fotografie kon het moment nog niet in kleur vastleggen, de impressionisten wéll! Met als gevolg dat het handschrift maximaal los werd en de vormen zich ontbonden in een delirium van gekleurde vlekjes.

José Lopez-Rey – bibliografie:
Velázquez: A Catalogue Raisonné of His Oeuvre, with an Introductory Study. London: 1963
Velázquez’ Work and World. London: 1968
Velázquez: the Artist as a Maker with a Catalogue Raisonné of the Extant Works. Lausanne: Bibliothéque des Arts, 1979
Francisco de Goya. London: , 1951
A Cycle of Goya’s Drawings: the Expression of Truth and Liberty. London: Faber and Faber, 1956
Goya’s Caprichos: Beauty, Reason & Caricature. Princeton: Princeton University Press, 1953

Diego Velázquez Werkverzeichnis Online

nightwatching

vandaag opent het 59e Holland Festival
Peter Greenaway opent het Festival met de tentoonstelling Nightwatching, een theatrale beleving waarbij alle 31 figuren op Rembrandts absolute meesterwerk centraal staan. Rembrandts De Nachtwacht is waarschijnlijk één van de drie meest beroemde schilderijen ter wereld. Miljoenen toeristen bewonderen dit waagstuk en zijn gefascineerd door zijn raadselachtigheid en dubbelzinnigheden. Maar wie zijn eigenlijk de afgebeelde personen? In drie aaneensluitende zalen in het Rijksmuseum laat Greenaway de bezoekers kennis maken met de karakters en geeft hij het schilderij weer als theaterstuk met belichting, geluid en context en hij licht de attributen uit het schilderij, die een beeld geven van Nederland in de tijd van de totstandkoming van dit meesterwerk.
 
Bron: hollandfestival.nl

Peter Greenaway is voornamelijk bekend als cineast maar treedt naast zijn activiteiten als filmmaker ook met enige regelmaat op als gastcurator, kunstenaar, schilder, schrijver, theatermaker, componist, documentairemaker en filmcriticus. Voor het theater maakt hij experimentele opera’s.
 
Greenaway is geboren in Newport, Wales in 1942 en volgde een opleiding tot schilder aan het Walthamstow College of Art. In 1965 trad hij in dienst bij het Central Office of Information. Hier monteerde hij elf jaar lang documentaires en binnen een jaar maakte hij daar zijn eerste experimentele films.

Peter Greenaway

Zijn eerste korte film die succesvol werd verspreid was Interval. Hij maakt verschillende korte films in de eerste helft van de jaren zeventig maar kwam pas onder de aandacht op festivals met A Walk Through H and Vertical Features Remake (1978), waarin zijn fascinatie voor numerologie een prominente rol in neemt. In 1980 maakte hij zijn debuut als speelfilmregisseur met The Falls, een documentaire die zich afspeelt in de toekomst. Met zijn film The Draughtsman’s Contract uit 1982 verwierf Greenaway definitief zijn plaats in de voorhoede van de wereldwijde experimentele filmwereld.
 
In 1983 maakte Greenaway in opdracht van de BBC documentaires over componisten Robert Ashley, John Cage, Philip Glass en Meredith Monk. Pas in 1985 regisseerde hij weer een speelfilm, A Zed and Two Noughts. The Belly of an Architect en Drowning by Numbers volgden.
 
Greenaways Amerikaanse doorbraak kwam met de film The Cook, the Thief, His Wife and Her Lover (1989). Hierop volgend bracht de regisseur zijn meest experimentele film uit: Prospero’s Books, een radicale interpretatie van Shakespeare’s The Tempest. In de jaren negentig verschenen verschillende documentaires en films van Greenaways hand, waaronder The Baby of Macon, Stairs 1 Geneva, The Pillow Book, en 8 1/2 Women. Maar ook schreef hij het libretto voor Writing to Vermeer en richtte hij de tentoonstelling The Physical Self in het Rotterdamse Boymans van Beuningen in.
 
Bron: hollandfestival.nl

camera work

Camera Work is een legendarisch fototijdschrift uit 1903-1917

camera workWeer eens wat gebladerd door de prachtige bundel met alle jaargangen van Camera Work dat tussen 1903 en 1917 werd uitgegeven door de fotografen Edward Steichen (1879-1973) en Alfred Stieglitz (1864-1946) in New York. Camera Work heeft er in belangrijke mate toe bijgedragen dat de fotografie zich in de twintigste eeuw tot een kunstvorm kon ontwikkelen. Duidelijk is te zien hoe de fotografie zich losmaakt van de schilderkunst en de fotografie gaat kiezen voor ongewone uitsneden, composities en momentopnamen.

De mooiste foto’s vind ik persoonlijk de stadsbeelden uit New York van Alfred Stieglitz, de poetische (portret)foto’s van Clarence H. White, de stillevens van Baron A. de Meyer en de portretten van Frank Eugene. Bij de laatste is de fotografie vrij letterlijk verbonden met de schilderkunst. In de laatste nummers van Camera Works die verschenen tijdens de Eerste Wereldoorlog is het modernisme van de twintigste eeuw definitief aangebroken. Dat is vooral heel duidelijk te zien in de straight photography van Paul Strand

De Amerikaanse fotograaf Alfred Stieglitz werd op 1 januari 1864 te Hoboken (New Jersey) geboren als eerste kind in een welvarend Duits immigrante gezin. Het gezin met uiteindelijk zes kinderen verhuisde in 1871 naar New York. Zijn vader was een amateurschilder en kwam in 1850 naar de V.S., zijn moeder in 1852. In 1881 kon zijn vader stoppen met werken en ging het gezin naar Duitsland om de kinderen een Europese opleiding te geven. Hij ging na een jaar op de Karlsruhe Realgymnasium in 1882 in Berlijn voor ingenieur studeren aan de Technische Hochschule. Tijdens zijn studie ontdekte hij het fotograferen en stapte hij over naar de universiteit van Berlijn, waar hij zich ook met fotochemie bezig hield. In 1887 won hij met fotograferen een prijs. Op aandringen van zijn vader keerde Alfred in 1890 naar New York terug. In 1893 trouwde Stieglitz met Emmeline Obermeijer en in 1898 werd zijn enig kind Katherine geboren. Van 1893 tot 1896 was hij redacteur bij het tijdschrift American Amateur Photographer.
 
Op 25 november 1905 vestigde hij met zijn vriend, de schilder en fotograaf Edward Steichen (1879-1973), de foto-galerie Little Galleries of the Photo-Secession op de zolder van het huis op de Fifth Avenue 291. Begin 1908 begon Stieglitz naast foto’s ook met andere kunstexposities. De eerste keer, januari 1908, liet hij tekeningen van Auguste Rodin zien. Deze waren door Steichen, die in 1906 naar Parijs was vertrokken, opgestuurd. In april 1908 hield Stieglitz de eerste tentoonstelling van Henri Matisse in de V.S. Beide tentoonstellingen zorgden voor veel commotie en een aantal fotografen haalden hun werk weg.
 
Nadat het driejarig contract in 1908 was afgelopen en de huisbaas een nieuw vierjarig contract voor het dubbele huurbedrag aanbod, verhuisde de galerie in december 1908 naar een ruimte op nummer 293 en gaf Steglitz zijn galerie de naam 291. Deze verhuizing werd mogelijk gemaakt door de advocaat en amateurfotograaf Paul Haviland, de oudere broer van Frank Burty, die de financiën voor de huur verzorgde.
 
Bron: home.hccnet.nl/att.leurs/kbd104.html
camera work
A. Stieglitz: Two Towers, New York, 1913
De Met Life Tower (achterste toren) uit 1909 was met 213 meter tot 1913 (Woolworth Building) de hoogste wolkenkrabber ter wereld

Camera Work 1903 – 1917