Dagelijks archief: maandag 21 februari 2011

van afkeer naar ommekeer

herlezen: voorwoord van J.-K.Huysmans bij A rebours uit 1903

J.-K.HuysmansHet is een feest van herkenning om het voorwoord te lezen dat J.-K.Huysmans bijna twintig jaar na het verschijnen van A rebours in 1903 schreef. Als jonge kunststudent vond ik in de jaren 1984-85 in de decadent Des Esseintes uit A rebours een geestverwant. Deze fijnbesnaarde zonderling uit het fin de siècle had zich uit walging voor de maatschappij afgezonderd in een landhuisje in Fontenay waar hij zich omringd had met boeken en beeldende kunst. A rebours is een plotloze roman over slechts één persoon. De veertien hoofdstukken die het boek telt, zijn een soort inventarisatie van zintuigelijke waarnemingen die Des Esseintes in zijn passies gecultiveerd heeft: Latijnse, kerkelijke en wereldlijke literatuur, beeldende kunst, parfums en gastronomie. Huysmans schreef A rebours toen hij een jaar of vijfendertig was in een poging om zich te bevrijden uit het naturalisme dat in zijn ogen alleen nog maar rondjes draaide om de dierlijke driften en instincten in de mens. Huysmans was eigenlijk zélf de protagonist uit zijn roman. Uit afkeer voor de platvloersheid van de wereld zocht hij de schoonheid op als het medicijn, maar intussen bleef hij doodziek van de wereld. Het motto van A rebours is overigens een uitspraak van de Vlaamse mysticus Jan van Ruusbroec (1293-1381):

Ik moet mijn vreugde buiten de tijd zoeken …, hoewel de wereld mijn blijdschap verafschuwt
en te grof is om te begrijpen
wat ik wil zeggen.

Jan van Ruusbroec

Gerard ReveA rebours is een hoogtepunt in het estheticisme en luidde het begin in van de decadente literatuur, die op de literatuur van de twintigste eeuw zijn uitwerking zou hebben. Op Gerard Reve zou de decadente Huysmans een blijvende indruk maken. Je zou zijn bekering tot het katholicisme, waarin hij Huysmans navolgde, een literaire stijlfiguur of pose kunnen noemen. Maar daarmee zou je oprechtheid ondergeschikt maken aan kunst(matigheid). Bij de rijpe Huysmans is dat zeker niet het geval. In 1891 schreef hij met Là-bas eerst nog een satanistische roman, voordat hij in 1895 met En route definitief voor de Weg van Christus zou kiezen. In Huysmans leven is een geestelijke logica te ontdekken, het verhaal van de Verloren Zoon, die je vanuit je eigen leven ten diepste herkennen kunt, als je wilt. Na het verschijnen van A rebours schreef de literatuurcriticus Barbey d’Aurevilly: “Na zo’n boek blijft de auteur slechts de keus tussen de mond van een pistool en de voeten van het Kruis.”

Arthur SchopenhauerIk sta nog steeds achter de bladzijden die ik in Tegen de keer aan de Kerk heb gewijd, want ze lijken werkelijk door een katholiek geschreven. En toch, hoe ver waande ik mij niet van de godsdienst! Het kwam niet in mij op dat er maar één stap lag tussen Schopenhauer, die ik mateloos bewonderde en de Prediker van Salomo en het boek Job, De premissen van het pessimisme zijn dezelfde, alleen weigert de filosoof er consequenties aan te verbinden. Ik hield van zijn ideeën over de afschuw van het leven, over de domheid van de mensen en de onbarmhartigheid van het lot; ik houd van dezelfde gedachten in de Heilige Schrift; maar de opmerkingen van Schopenhauer leiden tot niets; hij laat je zogezegd in het onzekere; zijn aforismen zijn eigenlijk een herbarium met gedroogde planten; de Kerk verklaart oorsprong en oorzaak van dit pessimisme, geeft doel en genezing aan. Zij stelt er zich niet tevreden mee je geestelijk te onderzoeken, zij behandelt en geneest je, terwijl de Duitse kwakzwalver eerst nauwkeurig de diagnose stelt dat de ziekte, waaraan je lijdt, ongeneeslijk is en je dan hoonlachend de rug toekeert.
 
J.-K.Huysmans in 1903 over A rebours (1884) in de vertaling van Jan Siebelink

Joris-Karl Huysmans [ nl.wikipedia.org ]