Maandelijks archief: mei 2018

Pastels aan de Keizergracht

vandaag bezocht: Museum Van Loon aan de Keizersgracht
en de kleine tentoonstelling Pastels: Het pastelportret in Nederland

Woensdag ging weer een wens van mij in vervulling: een bezoek aan het Museum van Loon aan de Keizersgracht. Ik hou van stijlkamers, het liefst niet in een museum maar in de oorspronkelijke omgeving, bij voorkeur woonhuizen. Het Museum Van Loon voldoet daaraan, evenals het museum Willet-Holthuysen aan de Herengracht dat ik in 2015 samen met Michaela bezocht.

Museum Van Loon
achterzijde en trappenhuis van Museum Van Loon
In het voorjaar van 2018 zal Museum Van Loon de tentoonstelling Pastels: Het pastelportret in Nederland presenteren. Voor het eerst sinds 1948 zal een overzicht gegeven worden van het werk van de belangrijkste pastelportrettisten in Nederland in de 18e en 19e eeuw. In de stijlkamers van het huis worden werken getoond van zowel Nederlandse als buitenlandse meesters in deze techniek. De bloei van het pastelportret in de achttiende eeuw zorgde voor een komen en gaan van getalenteerde buitenlandse portrettisten in ons land, waaronder Jean-Etienne Liotard (1702-1789), Jean-Baptiste Perronneau (1715-1783) en Charles Howard Hodges (1764-1837). De portrettisten hadden een Nederlandse clièntele bestaande uit bankiers, politici, de adel en het Koninklijk Huis.
 
Bron: museumvanloon.nl
Museum Van Loon
een deel van de tentoonstelling op de eerste etage
Museum Van Loon
Biedermeier met familieportret van Charles Howard Hodges

Charles Howard Hodges woonde aan de Keizersgracht en was in Amsterdam een veelgevraagd portrettist en pastellist. Hodges maakte rond 700 portretten; de meeste zijn uit de 19e eeuw. De vroegste zijn met pastel, de latere met olieverf. Zijn portretten zijn te vinden in het Rijksmuseum in Amsterdam, in musea en talloze kastelen en in koninklijke en particuliere verzamelingen.

Museum Van Loon
een portret van een van de grootste pastellisten uit de geschiedenis: Jean-Etienne Liotard (1702-1789)

museumvanloon.nl

geschiedenis uit 1896

gekocht: Geschiedenis des Vaderlands (1896) van W.A.Elberts
met illustraties van Charles Rochussen e.a.

Geschiedenis des Vaderlands 1896Bij zoekboek in Arnhem kocht ik vandaag een puntgaaf exemplaar van Geschiedenis des Vaderlands. Je zou beslist niet zeggen dat je een boek van 122 jaar oud in de hand houdt. Volgers van mijn blog weten dat ik oude geschiedenisboeken verzamel vanwege mijn belangstelling voor historiografie. Het boek van W.A.Elberts uit 1896 kocht ik vooral vanwege de illustraties uit de negentiende eeuw. Die werden gemaakt door verschillende kunstenaars waaronder Charles Rochussen. De gravures weerspiegelen de objectiverende geschiedschrijving zoals deze in de negentiende eeuw in zwang was: “wie es eigentlich gewesen ist”. Geschichte Friedrichs des Großen dat tussen 1839 en 1842 door Adolph Menzel werd geïllustreerd, is daar een goed voorbeeld van. Dit boek uit 1896 staat in deze traditie. Helemaal achterin het boek vinden we een noviteit: een foto van de 15-jarige prinses Wilhelmina afgedrukt in halftoonraster.

De twee onderstaande illustraties uit het boek zijn gravures naar bekende schilderijen.

Waterloo
gravure van De slag bij Waterloo
in Geschiedenis des Vaderlands (1896)
Waterloo
Jan Willem Pieneman 1824
De slag bij Waterloo, 18 juni 1815
Olieverf op doek, 576 x 836 cm
Van Speijk
gravure van De zelfopoffering van Van Speijk
in Geschiedenis des Vaderlands (1896)
Van Speijk
J.J. Eeckhout en E.K.G. Wappers, 1831
De zelfopoffering van Van Speijk
Olieverf op doek, 355 x 525 cm (marinemuseum.nl)

De sans-culotten

gelezen in de sans-culotten (1936) van Jo van Ammers-Küller

de sans-culottenTwee weken geleden schreef ik over de trilogie Heren, knechten en vrouwen van de “vergeten” schrijfster Jo van Ammers-Küller. Van mijn achternicht kreeg ik het eerste deel De Patriotten en dat las ik in tien dagen uit. Vorige week maakte De Olde Jan uit Herwen mij blij met de resterende twee delen De sans-culotten en De Getrouwen met originele stofomslag in behoorlijke staat. Voor een uitgave uit 1953 geen vanzelfsprekendheid. De stofomslagen zijn geschilderd door Karel Thole (1914-2000) vooral bekend door zijn werk voor het Italiaanse scifi-blad Urania.

Gisteren begon ik aan De sans-culotten dat net als het vorige deel uit drie “boeken” bestaat. Het eerste “boek” speelt zich af in het revolutionaire Frankrijk van 1792. De hoofdpersoon Dirk Egbert Tavelinck, zoon van een patriottische burgemeester uit Amsterdam, is gevlucht naar het Noord-Franse stadje Saint-Omer. Toen in 1787 de Pruisen ons land binnenvielen om stadhouder Willem V, de zwager van de Pruisische koning, aan de macht te houden, vluchtten veel patriotten het land uit. Ze vonden tenslotte asiel in Frankrijk, dat aan de kant van de patriotten stond.

Van Ammers-Küller brengt deze geschiedenis, waar ik vrijwel niets van wist, overtuigend tot leven. Ze beschrijft het leven in de vluchtelingenkolonie van Saint-Omer tot in de details. Hier leefden vijfduizend Nederlandse patriotten in ballingschap. In 1792, als het verhaal van De sans-culotten begint, woont Dirk Egbert Tavelinck al ruim vier jaar in het Noord-Franse stadje dat bekend staat als een katholiek bolwerk. De Hollanders vormden er een parallelle samenleving met hun eigen schaduweconomie en eigen kerk(en). Van koning Lodewijk XVI ontvingen ze een kleine toelage. Het beheer was in handen van de patriot Coert Lambertus van Beyma en dat leidde tot een ruzie met zijn medepatriot Johan Valckenaer. Dit conflict tussen beide voormannen splitste de kolonie op in twee groepen, de Beymanisten en de Valckenaeristen.

Omdat in Nederland stadhouder Willem V de macht grijpt vluchten er eind 1787 vele Nederlanders, voornamelijk (5000) Patriotten, naar Saint-Omer. De meeste gaan wonen in of buiten de stad. Eén op de tien inwoners van Saint-Omer is in 1788 Nederlander. De Franse koning heeft met de Nederlandse Patriotten te doen en regelt dat bij aankomst bedden voor hen klaar staan. Ook geven de Fransen de Nederlanders zakgeld. De Patriotten vormen een kolonie van politieke ballingen in Saint-Omer onder bescherming van de Franse regering.De lokale bevolking stelt de Nederlandse aanwezigheid niet altijd op prijs. De Nederlanders staan nogal bekend als wanbetalers. De meeste vluchtelingen zijn jonge mannen en die drinken graag een borrel. Dit loopt nog al eens uit de hand en de Amsterdammers gaan regelmatig met de Utrechtenaren op de vuist. Of zij keren zich met z’n allen tegen de Fransen.
 
Bron: bojawalboyaval.nl

Met Johan Valckenaer reist de hoofdpersoon naar het revolutionaire Parijs. Vanuit Saint-Omer is dat zo’n tweehonderdvijftig kilometer, een vermoeiende reis met tussenstops in Arras, Amiens, Chantilly en Saint-Denis die in vijf dagen wordt afgelegd. In het katholieke Saint-Omer is weinig van de revolutie te merken, maar in Picardië verandert dat. De reizigers zien langs de route geplunderde en uitgebrande kloosters en kastelen. Ze zijn diep geschokt als ze in de bomen halfvergane lijken zien hangen. Het land van de revolutie toont de patriotten uit Holland voor het eerst zijn grimmige gezicht.

Tenslotte komen ze aan in Parijs. Daar ontmoeten ze de Nederlandse Etta Palm (1743-1799), een voorvechtster van vrouwenrechten die “la belle Hollandaise” genoemd wordt. Een andere historische figuur die Dirk Egbert Tavelinck ontmoet, is Georges Danton (1759-1794). Van Ammers-Küller beschrijft zijn kop, die volgens de sardonische eigenaar “de aanblik waard was.” Zijn laatste woorden tegen de beul op het schavot zouden zijn geweest: “N’oublie pas surtout, n’oublie pas de montrer ma tête au peuple : elle est bonne à voir.”

Georges DantonHij is lelijk, deze volksheld, voor wie zich een dolle menigte de kelen hees schreeuwt. De pokken hebben hem zo geschonden, hebben zo ingevreten in het vlees van zijn gezicht, dat het bijna zijn menselijke trekken heeft verloren. Hij heeft een neus als een platgeslagen karbonkel boven een mond, die als een snuit van een dier vooruitsteekt. Kleine verzonken ogen liggen onder een laag bultig voorhoofd, hij heeft dikke uitpuilende wangen en vleeskwabben van vet hangen langs en onder zijn zware vierkante kin. En toch is het een lelijkheid die boeit en fascineert, die vooral vrouwen aantrekt.
 
uit: de sans-culotten, hoofdstuk VII