Maandelijks archief: juni 2006

Psalters [ 1 ]

Karolingisch: het Utrechts Psalter (School van Reims, c. 820-835)

Vandaag begin ik met een reeks over historische psalters. Ik open met het kostbaarste handschrift dat in ons land bewaard wordt: het zgn. Utrechts Psalter. Dit wereldberoemde manuscript werd vervaardigd in de Benedictijner abdij Hautvillers bij Epernay en is een topstuk uit de Karolingische handschriftenproductie. Op de website van de Universiteit van Utrecht kun je een digitaal facsimile van dit unieke handschrift in een virtuele vitrine bekijken.

psalm 11
Psalm 11:7 7 Des Heeren woorden zijn reine woorden: zilver door het vuur beproefd, gangbare munt, zevenmaal gelouterd.
Op de negende-eeuwse tijdgenoten moeten vooral de 166 pentekeningen die aan de tekst van elk van de 150 psalmen en de zestien daaraan toegevoegde bijbelse liedteksten – de zogenaamde cantica – voorafgaan, een even overweldigende indruk hebben gemaakt als op ons. De tekst van de psalmen, die al in de vroegchristelijke gemeenschappen zo’n cruciale rol speelde en in de volgende eeuwen het religieuze en devotionele leven in hoge mate vormgaf, werd hier, in dit handschrift, plotseling op een tot dan toe ongekende manier tot leven gewekt. De beelden die de eeuwenlang uit het hoofd geleerde en gereciteerde psalmverzen opriepen, werden hier nu voor ogen getoverd in een geheel nieuwe stijl die zijn inspiratie vond in de vormgevingsprincipes van de late oudheid en van het vroege christendom.
 
Deze nieuwe stijl was ontstaan en was voorbereid in een groep handschriften die in het begin van de negende eeuw vervaardigd was aan het hof van Karel de Grote in Aken. Tot volle bloei kwam de stijl echter twee tot drie decennia later in een ander belangrijk centrum van Karolingische cultuur en Renovatio, namelijk in Reims, waar Ebbo, de zogeheten zoogbroeder van de nieuwe keizer, Karel de Grote’s zoon Lodewijk de Vrome, sinds 816 als aartsbisschop zetelde. Een van de boeken die in opdracht van Ebbo werden gemaakt, is het Ebbo Evangeliarium (nu Epernay, Bibliothèque Municipale, Ms. 1), vervaardigd in de benedictijner abdij Hautvillers bij Epernay. De portretten van de evangelisten in het Ebbo Evangeliarium vertonen zo’n grote verwantschap met de tekeningen in het Utrechts Psalter dat ook het laatste handschrift vervaardigd moet zijn in Hautvillers, tussen circa 820 en 835. Het Utrechts Psalter wordt algemeen beschouwd als het belangrijkste handschrift van de zogenaamde School van Reims.
 
Lees verder: vitrine.library.uu.nl/
psalm 150
Psalm 150:5 Looft Hem met hel-klinkende cimbalen looft Hem met bekkens van vreugdegeluid!

Het Utrechts Psalter behoort zonder meer tot de grootste meesterwerken van de Westerse middeleeuwse kunst. Het is ongetwijfeld het belangrijkste boek dat in Nederland bewaard wordt en zeker het topstuk van de Utrechtse Universiteitsbibliotheek. Zijn naam dankt het handschrift aan de huidige plaats van bewaring, niet aan de plaats van vervaardiging. Het is een zogenaamd psalter of psalterium, dat wil zeggen dat het handschrift de tekst van het bijbelboek Psalmen bevat.

Utrechts Psalter

verwrongen bloteriken [1]

maniërisme in de Lage Landen

Laatst schreef ik hier iets over de Haarlemse maniërist Hendrick Goltzius. Op de prachtige en informatieve website van het Metropolitan Museum las ik gisteren een stukje over schilders uit de Lage Landen die in de 16e eeuw de Renaissance uit Italiënaar het Noorden brachten. Tot de eerste generatie van deze kunstenaars die de Renaissance hier introduceerden behoorden Jan Gossaert (Mabuse), (1478/88-1532), Lucas van Leyden (1494-1533) Jan van Schoorl (1495-1562) en Maarten van Heemskerck (1498-1574). Vooral de stijl van de laatste is sterk beinvloed door het maniërisme dat na 1525 in de mode is gekomen en daarna een zwaar stempel gedrukt heeft op de zestiende eeuwse schilderkunst.

Cornelis Cornelisz. van Haarlem
Cornelis Cornelisz. van Haarlem 1588
Val van de Titanen. De bloteriken worden als gekleurde hagel op een boterham gestrooid.

In Nederland kwam het maniërisme tot een hoogtepunt in de Haarlemse School. Hiertoe behoorden Cornelis Cornelisz. van Haarlem (1562-1638), Karel van Mander (1548-1606) en eerder genoemde Hendrick Goltzius (1558-1616). Het werk van Bartholomeus Spranger (1546-1611) vormde voor hen een enorme bron van inspiratie.

In the sixteenth century, Rome was the cradle and capital of Western civilization. It attracted painters, engravers, and sculptors from throughout Europe, especially the Netherlands and northern France. Rome’s principal attractions were its classical ruins, works by contemporary masters like Raphael and Michelangelo, and patronage from local aristocracy and the Roman Catholic Church. Important painters from the Netherlands who made the journey and stayed in the city (often for years, sometimes decades) were: Jan Gossaert, Jan van Scorel, Pieter Coecke van Aelst, Maarten van Heemskerck, Bartholomeus Spranger, Dionijs Calvaert, and Paul Bril. They were accompanied by sculptors, including Niccolò Pippi from Arras, Gillis van den Vliete, Jacques Du Broeucq, and his pupil Jean Boulogne (Giambologna). Among the engravers were Cornelis Cort, Aegidius Sadeler, and Hendrick Goltzius. Eagerly absorbing the available Roman culture, these artists also had an intensive interaction with, and left an imprint of their own, on the cultural scene of the Italian metropolis.
 
Bron: metmuseum.org

Op de site van het Metropolitan Museum kun je verschillende prenten met een interactief vergrootglas bekijken, zoals een mooie gewassen tekening van Bartholomeus Spranger of de vier beroemde gravures uit de serie Tantalus, Icarus, Phaeton en Ixion van Hendrick Goltzius.

Goltzius
Hendrick Goltzius 1588
uit de serie Tantalus, Icarus, Phaeton en Ixion. Zoek deze figuur op het schilderij van Cornelis Cornelisz.

maniërisme
De term ‘maniërisme’ wordt gebruikt voor de periode in de kunstgeschiedenis die volgt na de Renaissance. Rond 1520 streefde een aantal Italiaanse kunstenaars ernaar hun voorgangers – beroemde meesters als Rafael en Michelangelo – te evenaren. Sommigen probeerden bepaalde aspecten van de stijl (de manier, ‘maniera’) van deze kunstenaars te overtreffen. Zij keken bijvoorbeeld naar de gespierde lichamen en ingewikkelde houdingen in Michelangelo’s Sixtijnse kapel en deden daar nog een schepje bovenop. Lichamen met overdreven proporties en sterke draaiingen waren het resultaat. De ‘maniera’ van deze kunstenaars werd hierdoor een doel op zich, bijna een ‘maniertje’. Later werd deze kunst daarom wel ‘maniërisme’ genoemd.
 
Bron: rijksmuseum.nl

Northern Mannerism in the Early Sixteenth Century | Mannerism in Italy

ecologie en orthodoxie

gelezen: interview met Dimitri Oikonomou door Peter H. Siebe
in BEWEGING, Tijdschrift voor Reformatorische Wijsbegeerte
Dimitri OikonomouU onderscheidt een milieuethos van een milieuethiek. Maar hoe werkt zo’ n ethos dan in de praktijk? Hebben de oosters-orthodoxe christenen een andere levensstijl dan bijvoorbeeld de protestanten?
Er is helaas een groot verschil tussen wat mensen zeggen en wat ze doen, ook onder orthodoxe gelovigen. Maar zij worden wel aangemoedigd een bescheiden levensstijl te ontwikkelen, ook wel een ‘ascetische levensstijl’ genoemd. Het kerkelijk jaar helpt hen daarbij met perioden van vasten en feesten. Als we in sommige perioden afzien van bepaald voedsel, helpt dat ons te beseffen dat we niet van brood alleen leven. We proberen ons ook te onthouden van een consumentistische en verspillende levensstijl. En als we feesten, danken we God voor al het goede dat de aarde voortbrengt. Eten wordt een sacramentele daad van offeren en dankzegging.
 
Hoe kom ik aan zo’n milieuethos?
Een correct milieuethos vereist berouw. De eerste zonde van de mens was het breken van de vasten. Adam en Eva mochten niet eten van de verboden vrucht, maar deden het toch. Ze gaven toe aan de verleiding en stilden hun begeerte naar meer kennis en macht. De monarchie – de koninklijke eigenschap van het gemaakt zijn naar Gods beeld en gelijkenis – werd tirannie. Onze hebzuchtige en wellustige aard heeft ons gemaakt tot vervuilers van Gods goede schepping en heeft geleid tot een ontkenning van de wereld als een ‘sacrament van communie tussen het menselijke en het goddelijke’. Het is nodig dat we als verloren zonen tot onszelf komen, vergeving vragen voor onze zelfzucht en onze blindheid voor de schoonheid en transformerende goedheid van Gods gaven aan ons. Het is onze zondige natuur die obstakels opwerpt voor een zorgzame en bescheiden levensstijl.
 
Past zo’n milieuethos bij landen als Rusland en Griekenland of is het universeel?
De moraal en leer van de Oosters-orthodoxe Kerk is altijd en overal dezelfde. Maar de toepassing ervan is niet mechanisch en overal eender. Verschillende situaties vereisen onder- scheidingsvermogen en daarvoor hebben we elkaar en doen we een beroep op geestelijk leiders. Mensen zijn immers sociale wezens. We leven, werken en delen met elkaar in gemeenschap, niet in een isolement. Besluiten nemen we in gebed, met vasten en berouw, zodat we ontvankelijk zijn voor de wil van God in ons leven.
 
Bron: aspecten.org/beweging