Maandelijks archief: juli 2010

Friedrich & co [ 11 ]

gelezen: Deutsche Malerei des 19. Jahrhunderts van Hans J. Neidhardt
herlezen: Classicisme en Romantiek in Duitsland van Alexander Rauch

Deutsche Malerei des 19. JahrhundertsEen maand geleden kocht ik in Augsburg een boek over de Duitse schilderkunst van de 19e eeuw, bij wijze van wiedergutmachung. Want in de canon van 19e eeuwse Duitse schilderkunst werd 25 jaar geleden tijdens mijn studie aan de kunstacademie alleen Caspar David Friedrich vermeld. Ik had de indruk dat Duitsland in de negentiende eeuw nauwelijks grote schilders heeft voortgebracht, in tegenstelling tot Frankrijk. Maar niets is minder waar. Op dit moment ben ik meer geboeid door de Duitse schilderkunst tussen 1770-1830 dan de Franse schilderkunst uit die periode. Tussen de Duitse en Franse kunst uit de zgn. Goethezeit bestaan fundamentele verschillen. Daarbij speelt de staatkundige situatie een belangrijke rol: Frankrijk was een eenheidsstaat en werd centraal vanuit Parijs geregeerd, terwijl Duitsland een conglomeraat van staatjes vormde waardoor provincialisme heel gewoon was. Maar dat betekende ook een grotere diversiteit. Het katholieke zuiden en het protestantse noorden in Duitsland bedienden zich bijvoorbeeld van heel andere uitdrukkingsvormen, terwijl de Franse kunst veel uniformer was. In Deutsche Malerei des 19. Jahrhunderts wordt de Duitse schilderkunst van de laat 18e en 19e eeuw behandeld. Schilders van Anton Graff (1736-1813) tot Max Lieberman (1847-1935) en stromingen van Classicisme en Romantiek tot Biedermeier en van realisme tot impressionisme. Achterin het boek zijn ruim tachtig korte biografieën van schilders opgenomen.

Romantiek en ClassicismeIn het boek Romantiek en Classicisme dat tien jaar geleden bij Uitgeverij Könemann verscheen, staat een uitgebreid en rijk geïllustreerd essay van Dr. Alexander Rauchschilderkunst van Europa tussen twee revoluties‘. Het gedeelte over de Duitse schilderkunst (blz. 420-480) is een prima aanvulling op het boek van Prof. Hans Joachim Neidhardt. Ik ontdekte een aardig verschil in de selectie van beide kunsthistorici. Beiden selecteren het bekende schilderij De waterval van Schmadribach van Joseph Anton Koch, de vader van het classicistische landschap in Duitsland. Maar Neidhardt kiest voor de versie uit 1811 terwijl Rauch voor een latere versie uit 1821-22 heeft gekozen. Bovendien vergelijkt Rauch deze met een ander bekend werk Der Watzmann uit 1824 van Ludwig Richter, een schilder van de jongere generatie. Terwijl Koch het ‘heroïsche landschap’ voor ogen had met dramatische rotspartijen, watervallen en wolkenpartijen, streefde Richter naar het romantische harmoniemodel dat kenmerkend is voor de Biedermeier.

Koch en Richter
Joseph Anton Koch De waterval van Schmadribach, 1821-22
en Ludwig Richter Der Watzman, 1824

De landschapsschilderijen van Joseph Anton Koch en Ludwig Richter zijn tegengesteld aan die van Casper David Friedrich. Laatstgenoemde had weinig op met Koch‘s heroïsche visie op het landschap. Hij vond de schilderijen van Koch veel te druk. “Datgene wat ze in een cirkel van 100 graden in de natuur hebben gezien, persen ze op het doek samen in een gezichtshoek van 45 graden” bekritiseerde hij Koch en zijn volgelingen. Maar van Friedrich kun je eerder het omgekeerde zeggen. Hij hield juist van het kale en lege en der Monch am Meer toont dit in extremo. Dit is beslist geen gemoedelijke Biedermeier maar donkere Romantiek in zijn meest beklemmende vorm.

Caspar David Friedrich
Caspar David Friedrich
Der Mönch am Meer, 1809-10

meer Friedrich & co | Deutsche Malerei des 19. Jahrhunderts

La battaglia di Algeri

gezien na Zomergasten op Nederland 2 : La battaglia di Algeri

Jan Marijnissen koos zondagavond na Zomergasten een uitstekende film: La battaglia di Algeri uit 1966. Nauwelijks vier jaar na de onafhankelijkheid van Algerije regisseerde Gillo Pontecorvo deze klassieker in een droge documentairestijl en in de traditie van het Italiaans neorealisme. De film gaat over een gruwelijke episode in de laat koloniale geschiedenis, maar toont tegelijkertijd, net als Ladri di Bicilette, de schoonheid van het zwartwitbeeld. Ik ben nu ook benieuwd geworden naar Kapo uit 1959 van dezelfde regisseur.

stills uit La battaglia di Algeri
stills uit La battaglia di Algeri
Gillo Pontecorvo and his screenwriter, Franco Solinas, wanted to commemorate the popular uprising that had succeeded in ousting the French from Algeria in July 1962. That event triggered a seismic wave of anti-colonial movements across the Third World, serving both as a millennial image of freedom and a more practical lesson in the violent means deemed necessary to win it. Algiers would itself help to galvanize those struggles by uniting the revolutionary prerequisites of a cool head and a blazing heart. No other political movie in the last fifty years bears the same power to lift you from your seat with the incandescent fervor of its commitment. And none before or since has anchored that passion in so lucid a diagnosis of the fault lines separating exploiter and exploited. Pontecorvo’s work can now be recognized as an absolute pinnacle of counter-cinema-ne plus ultra of a mode that seeks to intervene strategically in the war for social change.
 
Bron: criterion.com

La battaglia di Algeri [ moviemeter.nl ]

sprezzatura

Het roze van Tiepolo van Roberto Calasso en
Giambattista Tiepolo tra scherzo e capriccio in Udine tot 31 oktober

Tiepolo PinkIn het beoordelen van schilderijen wordt mijn blik vaak vertroebeld door mijn mateloze bewondering voor het virtuoze gebaar of voor de noeste arbeid. De blik blijft prettig steken aan de oppervlakte, in het handschrift en vooral ook bij het plezier van de meester die losjes zijn métier beheerst. Tijdens onze reis door Beieren en Italiëviel mij dit weer eens op. Eerst in Würzburg waar ik mij vergaapte aan de fresco’s van Tiepolo en later in Venetiëwaar ik overdonderd werd door de Venetianen in de Gallerie dell’ Accademia: Bellini, Giorgione, Titiaan, Veronese, Tintoretto… Krachtpatsers in olieverf. Handige jongens natuurlijk ook. Hun soepele penseelvoering doet aan acrobatiek denken. Ik kijk er met ademloze bewondering naar.

De kracht van bravoure is tegelijkertijd ook een zwakte: verwacht van een krachtpatser geen poëtische verbeelding. Die tref je eerder aan in een onbeholpen portret van een derderangs schilder. Maar de Italianen verbazen, want bravoure en poëzie gaan bij hen gewoon samen. In het Italiaans is er een term voor het vermogen dat fabelachtige materiaalbeheersing paart aan ongedwongen natuurlijkheid en verbeeldingskracht: sprezzatura. Baldassare Castiglione, de Italiaanse humanist uit de 16e eeuw, introduceerde de term. Hij meende dat degene die de ware kunst beheerst, de indruk wekt dat het geen kunst is. Met sprezzatura wordt de inspanning verborgen achter het moeiteloze gebaar. Vergelijk het met de lachende acrobaat met vier mannen op zijn schouders. Critici willen sprezzatura daarom nog wel eens vergelijken met een circusact, een truc. Maar dat is juist niet wat Castiglione bedoelt. De gekunsteldheid, die hij in het maniërisme zag, beschouwde hij juist als een gevaar voor de kunstenaar en als een bedreiging van het leven in het kunstwerk. Met sprezzatura kan krampachtigheid vermeden worden of getransformeerd tot een soort nonchelante zelfbeheersing.

Tiepolo in Würzburg
Giambattista Tiepolo 1752
Fresco in de keizerzaal van de Würzburger Residenz

In Il Rosa Tiepolo van Roberto Calasso wordt de sprezzatura als een typisch Italiaanse eigenschap gezien. Bij Giambattista Tiepolo (1696-1770) knalt de sprezzatura van de muren en van de plafonds. Halverwege de achttiende eeuw was hij een halfgod maar na 1789 raakte ‘de laatste grote Venetiaan’ volledig uit de gratie. Zijn theatrale voorstellingen werden in de volgende stijlperioden, het classicisme en de romantiek met weerzin bekeken. “Wel vuurwerk, maar geen vuur”, zo oordeelde men. Het negatieve oordeel over de rococo moeten we tegenwoordig vooral begrijpen vanuit de diepe afkeer van het Ancien Régime waarvan Tiepolo een lakei was geweest. De bekoorlijke hemel van Tiepolo was de hemel van het ancien régime. Opstijgen naar de hemel en neerdalen in zintuigelijk genot was voor de schatrijken in de achttiende eeuw blijkbaar één en dezelfde beweging. Niet voor niets lijken de wolken op matrassen waarin de luie lijven een laatste bestemming hebben gevonden. Daar is dus weinig visionairs aan. In de romantiek moest men niets meer hebben van de oppervlakkige schijnwerelden waarmee Tiepolo de plafonds van de paleizen had opengebroken. Zijn sprezzatura en gevoel voor de ‘bella figura’ werd met achterdocht bekeken. Als Tiepolo niet in 1770 was gestorven, dan had hij wellicht hetzelfde lot moeten dragen als Jean-Honoré Fragonard (1732-1806), die andere meester van het rococo. Deze stierf als een fossiel van het gewraakte ancien régime in grote armoede en totaal vergeten.

Tiepolo in Würzburg
detail van een fresco met Apollo op het plafond boven het trappenhuis van de Würzburger Residenz

Toch bestaat er naast de decoratieve en pastelkleurige Tiepolo nog een andere, duistere en visionaire Tiepolo. In Udine is tot 31 oktober de tentoonstelling Giambattista Tiepolo tra scherzo e capriccio te zien met zijn scherzi, een serie van 23 gravures die pas na zijn dood in 1770 in de openbaarheid kwamen. Deze prenten worden wel eens vergeleken met de Los desastres de la guerra van Goya, maar dat is toch niet helemaal terecht. Tiepolo‘s gravures zijn lastiger te duiden dan Goya’s donkere symfonie. Bovendien was Tiepolo een lichtvoetige Venetiaan die de ellende van de Franse Revolutie nooit heeft meegemaakt. In Il Rosa Tiepolo doet Roberto Calasso een poging om tot die andere Tiepolo door te dringen. Het is een aardige voorbereiding op een bezoek aan de tentoonstelling in Udine.

Tiepolo Scherzi
een van de Scherzi die de duistere kant van Tiepolo laten zien en die op de tentoonstelling in Udine te zien is
Voor iemand die op zoek is naar een voorbeeld van die luchthartigheid, zal niemand overtuigender zijn dan Tiepolo, die zijn leven lang alles in het werk stelde om de subtiele eigenzinnigheid van wat hij schilderde zó doeltreffend door zijn koortsachtige werktempo te verdoezelen, dat hij kans zag zijn meest gewaagde en raadselachtige werk, de Scherzi, voor eenvoudig tijdverdrijf te laten doorgaan. Je zou bijna zeggen dat Tiepolo ernaar streefde nooit helemaal serieus te worden genomen. Hij legde nooit enige nadruk op zijn symbolen en betekenissen, met als resultaat dat die meestal over het hoofd werden gezien. Ook op zijn Scherzi, al zinderen minstens elf van de drieëntwintig tekeningen van een welhaast ondraaglijke spanning die voortkomt uit de daad van het kijken naar iets onbekends, terwijl over sommige andere een milde loomheid ligt, zoals de twee afbeeldingen van familiegroepjes die rust nemen, nu eens saters, dan weer mensen. Voor de Scherzi geldt geen dwingende volgorde (wat voor Goya’s Desastres de la guerra ooit wel het geval zal zijn), maar wel een fysiologische indeling, een wisseling van psychische gesteldheden waarbij geen enkel element de overhand krijgt. Zelfs als de betekenissen op zijn afbeeldingen zich steeds opdringeriger verdichtten, liet Tiepolo dat air van iemand die „moeiteloos en als het ware gedachteloos„ te werk gaat nooit varen. Dat ging hem zo goed af dat hij iedereen in de waan bracht dat hij niet door gedachten werd gekweld. Om die gedachten zelf zodoende tegen indringers te beschermen.
 
Bron: Roberto Calasso, Het roze van Tiepolo
Nederlandse vertaling: Els van der Pluijm en Uitgeverij Wereldbibliotheek bv

Tiepolo PinkTiepolo Pink
“Tiepolo: the last breath of happiness in Europe,” Calasso declares. The 18th century was a paradise of frivolity, which ­solemnly recognised the pursuit of happiness as the legitimate aim of human life. Tiepolo (1696-1770) illustrated that idyll in paintings that are frothily ­theatrical and warmly carnal. Even his angels have nubile bodies and secondary ­sexual characteristics. On a painted ceiling in Venice that is meant to be “strictly devotional”, Calasso notices that one of these seraphic beings raises his arm to disclose a “soft down” of armpit hair, “not customary with angels”. The clouds on which Tiepolo’s goddesses float, as Calasso nicely puts it, have the springy consistency of “congealed foam”, like vast beds. Heaven is nothing more than a sublimation of earthly pleasures. All are welcome to the revels: in a weird multicultural reverie, Calasso suggests that Tiepolo’s ceilings represent “the sky of Europe – the only sky capable of embracing, with equal benevolence, all images, of gods and men, saints and nymphs, Olympus and Bethlehem”. I’m not so sure: you were more likely to be invited to join in this aerial carnival if your skin was pink.
Bron: guardian.co.uk

Het roze van Tiepolo