Vandaag lezen we in de Kerk uit het Evangelie naar Mattheus 17: 14-23
Toen ze zich weer bij de mensenmassa voegden, kwam er iemand naar hem toe die voor hem op zijn knieën viel en zei: „Heer, heb medelijden met mijn zoon, want hij is maanziek en lijdt daar erg onder; hij valt dikwijls in het vuur of in het water. Ik heb hem bij uw leerlingen gebracht, maar zij konden hem niet genezen.„ Jezus antwoordde: „Wat zijn jullie toch een ongelovig en dwars volk, hoe lang moet ik nog bij jullie blijven? Hoe lang moet ik jullie nog verdragen?
„Dit soort kan alleen door gebed en vasten worden uitgedreven.„
Breng hem bij me.„ Daarop sprak Jezus de demon op strenge toon toe. Deze ging uit de jongen weg, en vanaf dat moment was hij genezen. Later kwamen de leerlingen naar Jezus toe. Eenmaal met hem alleen vroegen ze: „Waarom konden wij die geest niet uitdrijven?„ Hij antwoordde: „Vanwege jullie gebrek aan geloof. Ik verzeker jullie: als jullie geloof hebben als een mosterdzaadje, dan zullen jullie tegen die berg zeggen: “Verplaats je van hier naar daar!“ en dan zal hij zich verplaatsen. Niets zal voor jullie onmogelijk zijn.„ Andere handschriften hebben een extra vers: „Dit soort kan alleen door gebed en vasten worden uitgedreven.„ Terwijl ze door Galilea trokken, zei Jezus tegen hen: „De Mensenzoon zal uitgeleverd worden aan de mensen. Die zullen hem doden, maar op de derde dag zal hij uit de dood worden opgewekt.„ Dit maakte hen zeer bedroefd.
…en uit de Brieven lezen we uit I Korinthiërs 4: 9-16
Maar volgens mij heeft God ons, apostelen, de laagste plaats toegewezen, alsof we ter dood veroordeeld zijn. We zijn voor heel de wereld, zowel voor engelen als mensen, een schouwspel geworden. Wij zijn dwaas omwille van Christus, terwijl u dankzij Christus zo geweldig wijs bent; wij zijn zwak, terwijl u zo geweldig sterk bent; u staat enorm in aanzien, terwijl wij worden veracht. Tot op de dag van vandaag lijden we honger en dorst, hebben we nauwelijks kleren, worden we mishandeld, zijn we dakloos, zwoegen we voor ons eigen brood.
Worden we bespot, dan zegenen we; worden we vervolgd, dan verdragen we het; worden we beledigd, dan antwoorden we vriendelijk.
Tot op dit ogenblik zijn wij het uitschot van de wereld, het uitvaagsel van de mensheid. Ik schrijf dit alles niet om u te beschamen, maar om u als mijn geliefde kinderen terecht te wijzen. Hoeveel opvoeders in het geloof in Christus u ook zult hebben, u hebt maar één vader. Door Christus Jezus ben ik uw vader geworden, omdat ik u het evangelie heb gebracht. Ik roep u dus op mij na te volgen.