Dagelijks archief: dinsdag 22 augustus 2006

Dante en de scholastiek

Dante en zijn leermeester Siger van Brabant
uit: Het land van Rembrand (1884) door Conrad Busken Huet

Rond 1280 studeerde Dante in Parijs. In die tijd was de Sorbonne hét centrum van de scholastiek, die bij Thomas van Aquino (1225-1275) een hoogtepunt had bereikt. Ook Conrad Busken Huet woont een periode van zijn leven in Parijs, waar hij tussen 1882 en 1884 het bekende standaardwerk over de Nederlandse cultuurgeschiedenis schrijft, Het land van Rembrand. In Parijs volgt hij ook Dante die daar 600 jaar eerder onderricht ontving van de omstreden scholasticus Siger van Brabant

De poëzie van het tijdvak, door Dante vertegenwoordigd, getuigt niet anders dan de kunst. Vier zangen van het Paradijs (x-xiii) zijn eene onafgebroken hulde aan de scolastiek, als inwijding in de edelste vormen van geestelijk leven waartoe, langs den weg van het denken, het menschelijk gemoed zich verheffen kan. Hetgeen wij als de middeneeuwsche wijsbegeerte zelve beschouwen; hetgeen Erasmus eenmaal in haar veroordeelen en bespotten zal, is in Dante’s oogen slechts het bovendrijvend schuim van den smeltkroes, dat, afgeschept, het zuiverst goud ontbloot. Scolastiek en goddelijke waarheid gelden voor Dante als woorden van één beteekenis. In het door Thomas van Aquino bereikt inzigt vereert hij een hoogtepunt, hetwelk de menschelijke geest niet zal kunnen verlaten of vaarwel zeggen, zonder te ontaarden en beneden zichzelf te dalen.
 
DanteMet blijkbaar welgevallen vertoeft Dante’s herinnering bij den tijd toen hijzelf, naar Parijs getogen als student (omstreeks 1280), er in de Rue du Fouarre de lessen van een bemind leermeester volgde. Met de vrijmoedigheid van het dichterlijk genie wijst hij den parijschen scolasticus Siger de Brabant, naderhand gevallen als een slagtoffer van staatkundigen hartstogt, voor alle volgende eeuwen eene plaats in den Hemel aan.
 
Dante’s grootmoedigheid en vrijheidsliefde zijn te bekend dan dat de scolastiek, zoo zij niets anders dan een wespenest van onpraktische spitsvindigheden geweest was, hem in die mate bekoord zou hebben. Voor hem was zij het inbegrip der geheele hoogere beschaving van zijn tijd in haar ruimsten omvang, met Parijs tot middenpunt; en de fransche hoogeschool verdiende die ingenomenheid.
 
Geen andere toenmalige instelling in Europa was zoo geschikt Dante te behagen als deze kosmopolitische parijsche republiek van den geest, welke noch eene militaire noch eene burgerlijke monniksorde was, maar van de waardigen onder de jonge muzezoonen eene belangstelling, eene inspanning, een leven van zelfvergeten en ontberingen eischte en verwierf, hetwelk in den tijd van hun eersten en schoonsten bloei zelfs de bedelmonniken te naauwernood verwezenlijkten. Voor het eerst in de geschiedenis der europesche beschaving heeft de universiteit van Parijs het denkbeeld beligchaamd eener hoogere regtbank, voor welke rijkdom, geboorte, noch uitwendige voorregten gelden, maar de verstandelijke meerderheid, die, met het karakter of de deugd, de eenige redelijke maatstaf der menschelijke beteekenis is. Loopplaats van alle buitensporigheden der jeugd, uit alle europesche landen; internationale bedelaarskolonie met gehoorzalen waar stroo de kollegebanken verving; was Parijs reeds in Dante’s dagen tegelijk een vereenigingspunt van edelmoedige opwellingen, eene gelegenheid tot onderscheiden van anderen en van zichzelven, een kweekbed van den wetenschappelijken geest.
 
Hetgeen omtrent het onderwijs van Dante’s parijschen lievelingsmeester ons bekend is, vormt te weinig een geheel om als rigtsnoer te kunnen dienen bij een oordeel over Siger. In een zijner geschriften werpt Siger verreikende twijfelingen op (dat er geen God is; dat de wereld der verschijnselen om ons heen slechts in onze verbeelding of voorstelling bestaat; dat alle menschelijke handelingen strikt genomen goed zijn; dat men zoogenaamd slechte handelingen niet moet verbieden of straffen, enz.); en gaat dan met klem van redenen aantoonen hoe valsch die paradoxen zijn.
‘Dat is het eeuwig, stralend licht van Siger, die in de straat der voorraadmagazijnen door zijn geleerdheid haat en nijd verwekte’

Paradiso X : 136-138

In een geschrift van een zijner leerlingen, dat over politiek handelt, vindt men met ingenomenheid herinnerd hoe welsprekend Siger de aristotelische stelling plag te verdedigen: dat het „verweg beter is voor den Staat te worden geregeerd door goede wetten dan door brave personen, daar ook de braafste lieden op den duur zoo braaf niet kunnen zijn, of zij blijken toegankelijk voor opwellingen van toorn, haat, partijdige vriendschap, vrees, begeerlijkheid.„
 
Onze weetlust wordt door deze karige gegevens niet bevredigd. Zij maken alleen verklaarbaar dat Dante in zijne jonge jaren krachtig en blijvend geboeid werd
 
Bron: dbnl.org

Busken HuetConrad Busken Huet werd geboren in Den Haag, als zoon van een ambtenaar. Hij studeerde theologie in Leiden. Van 1851 tot 1862 was Busken Huet Waals predikant in de Église Walonne te Haarlem. Hij nam zelf ontslag om literair criticus te worden. Door E.J. Potgieter was hij gevraagd om in de redactie van het bekende literaire tijdschrift De Gids zitting te nemen. Zijn opdracht als redacteur was om één kritiek per maand af te leveren.

Huet zag literatuur als een uiting van beschaving; hij vond dan ook dat men aan de kwaliteit van de literatuur van een maatschappij de stand van de beschaving kon aflezen. Huet vergeleek in zijn kritieken de boeken van Nederlandse schrijvers vaak met de door hem hoger gewaardeerde literatuur uit landen als Duitsland, Frankrijk en Groot-Brittannië. Hij leverde scherpe kritiek, soms op spottende toon geschreven, ook en vooral op gevestigde schrijvers.

Huet vestigde zich in 1876 in Parijs. Zijn neef J. l’Ange Huet nam het redacteurschap over, maar vanuit Parijs hield Busken Huet een stevige vinger in de pap, en bleef kritische bijdragen leveren. Dit leidde ertoe dat l’Ange Huet, als verantwoordelijk redacteur, op Java een gevangenisstraf opgelegd kreeg. Ook schreef hij daar zijn bekende Nederlandse cultuurgeschiedenis Het land van Rembrand (2 dln, 1882-1884; Huet spelde de naam met een -d), mede als gevolg waarvan de 17e eeuw voortaan als de Gouden Eeuw in de Nederlandse kunst zou worden beschouwd, en Rembrandt als haar grootste schilder. Conrad Busken Huet overleed te Parijs in 1886.

Bron: nl.wikipedia.org