Dagelijks archief: zaterdag 30 januari 2010

virtuoze streken [ 8 ]

hoe precies is precies geschilderd ?

Het fascinerende van de Vlaamse schilderkunst uit de vijftiende eeuw vind ik altijd weer de radicale detaillering. In de Zuid-Nederlandse miniaturen van de vroege 15e eeuw was de aandacht voor de details al tot in het extreme doorgevoerd. Wie een paar jaar geleden in Nijmegen tijdens de tentoonstelling over de gebroeders Van Limburg met een loep gekeken heeft, zal zeker onder de indruk zijn geweest. In de vijftiende eeuw was de olieverf nog een nieuwe techniek. Vergeleken met de traditionele temperaverf was het nieuwe medium veel geschikter voor het schilderen van vloeiende overgangen. Olieverf werd vooral gebruikt voor de plasticiteit. Belichting speelde nog nauwelijks een rol. En de kleuren waren weliswaar briljant maar bepaald niet natuurlijk.

Gerard David
details uit het Oordeel van Cambyses 1498
van Gerard David

In de zestiende eeuw werd door de Venetianen de eigenlijke basis gelegd voor de olieverfschilderkunst. De kleuren worden ‘vuiler’ gemaakt door vele glaceringen en de detaillering wordt opgeofferd om meer atmosfeer te scheppen. De suggestie wordt belangrijker dan de zorgvuldige inventarisatie van de details. In plaats van de volledige weergave wordt een ‘samenvatting’ geschilderd in trefzekere streken. Wanneer je suggestief kunt schilderen, dan heb je eerst heel precies gekeken en kun je in de rauwe materie, die verf tenslotte is, datgene tevoorschijn laten komen wat je gezien hebt. Daar is zeker bravoure voor nodig, want je loopt niet keurig langs het paadje (dat je overigens wéll goed kent) en je blijft niet binnen de lijntjes. Met slordigheid heeft het niets te maken, met meesterschap des te meer.

In de geschiedenis is de losse penseelstreek telkens verschillend gewaardeerd. Er zijn perioden geweest waarin de losse penseelstreek slordig en lui werd gevonden. Door de opkomst van de fotografie in de tweede helft van de negentiende eeuw bijvoorbeeld, kwam er juist meer waardering voor de losse penseelstreek, omdat een duidelijke meerwaarde van het schilderij boven de foto daarin zichtbaar was. In het impressionisme heeft de penseelstreek zich tenslotte volledig vrijgemaakt. Maar ook in de zeventiende eeuw gebeurde dat. Velazquez bijvoorbeeld was typisch een schilder met een virtuoze losse hand en een meester in de schilderkunstige illusie.

Velazquez en Rigaud
tweemaal een koninklijke arm
boven Velazquez (ca. 1640)
en onder Rigaud (1701)

In de tweede helft van de zeventiende eeuw ging de Franse stijl de Europese kunst beheersen en deze gebood dat de penseelstreek onzichtbaar moest zijn. Details werden net als in de vijftiende eeuwse schilderkunst weer in zijn geheel geschilderd. Wanneer je met je neus bovenop het schilderij stond, moest je precies kunnen zien wat het detail voorstelde en daarvoor moest het gepolijst geschilderd zijn. Dat ging ten koste van de suggestie. Maar de koning wilde het zo en iedereen volgde dus. Want zo ging dat in de tijd van het absolutisme.

Ook in de achttiende eeuw ging de Franse stijl nog een poosje door, maar na de dood van Lodewijk XIV in 1715 veranderde de opvattingen over hoe iets geschilderd moest zijn. Op de Académie Royale had je sinds 1648 in de schilderkunst twee richtingen: degenen die Poussin en de degenen die Rubens volgden. De zgn. Poussenistes benadrukten het belang van de (gedetailleeerde) tekening terwijl de Rubénistes de kleur juist belangrijker vonden. In de achttiende eeuw werd gaandeweg weer wat losser en vrijer geschilderd.

Reynolds en Ingres
boven Reynolds (ca.1785)
en onder Pierre Paul Prud’hon (1810)

Aan het einde van de eeuw kwam het classicisme in de mode en deze stijl vroeg weer om gepolijste vormen. Ook hier gaf Frankrijk weer de boventoon aan. De poussenistes David en zijn leerling Ingres drukten een zwaar stempel op de kunst van de eerste decennia van de negentiende eeuw. De Académie des Beaux Arts die hun opvattingen propageerde, zou tot ver in de negentiende eeuw grote invloed blijven uitoefenen. Omstreeks 1870 maakte een groep jonge schilders zich los van de strenge regels van de Académie.

De impressionisten, zoals ze al snel genoemd werden, waren echte rubénistes al werd deze term toen al niet meer gebruikt. Onder de oude meesters waardeerden ze bijvoorbeeld Velazquez en Rembrandt om hun losse streek. Wij zijn nog steeds geneigd om deze vrije manier van schilderen als modern te bestempelen. Het bovenste portret van Reynolds dat 25 jaar eerder ontstond dan het schilderij van Pierre Paul Prud’hon zal ons meer aanspreken. We ervaren deze manier van schilderen tegenwoordig als fris, kleurrijk en levendig.

meer virtuoze streken