Dagelijks archief: donderdag 18 september 2014

God en de details

dinsdag gezien in het Rijksmuseum Twenthe in Enschedé:
Jan van Eyck, Rogier van der Weyden en de ontdekking van de wereld

De tentoonstelling Jan van Eyck, Rogier van der Weyden en de ontdekking van de wereld die deze week in het Rijksmuseum Twenthe in première is gegaan, dompelt de bezoeker onder in de late middeleeuwen. Zelfs als je, zoals wij, vanuit de expositie Rubens, Van Dyck, Jordaens – De Vlaamse Barok komt, is de overgang groot. Tussen de wereld van Rubens en die van Van Eyck gaapte er al een kloof. Maar als je beter kijkt, zie je ook allerlei overgangen. Langs die overgangen wordt de wereld van Jan van Eyck en Rogier van der Weyden toegankelijker.

Sinds Jan van Eyck is de natuur niet wezenlijk veranderd. Wijzelf, dat wil zeggen, ons mens- en wereldbeeld, zijn veranderd.

Jan van Eyck, Rogier van der Weyden en de ontdekking van de wereld maakt de verschuiving van het middeleeuwse naar het moderne wereldbeeld aanschouwelijk. In iedere zaal is er een korte toelichtende tekst bij het mens- en wereldbeeld van de laat-middeleeuwse mens. Daarbij worden telkens een-tweetjes gemaakt tussen de 21e en de 15e eeuw. Zo kunnen we Jan van Eyck op ooghoogte bereiken. De tentoonstellingsmakers hebben met “de ontdekking van de wereld” voor een goede subtitel gekozen, al stond de 15e eeuw ook in het teken van “de ontdekking van de mens.” Maar met “de wereld” wordt de extraverte geest benadrukt. De aandacht richtte zich naar buiten. Niet alleen met ontdekkingsreizen naar andere werelddelen, maar ook met het bestuderen van de wereld dichtbij, de wereld van de details. Om dit te illustreren zijn er waarschijnlijk geen betere voorbeelden dan de schilderijen van Jan van Eyck en Rogier van der Weyden.

Jan van Eyck
Jan van Eyck 1439
De Madonna bij de fontein … het topstuk van de tentoonstelling is een schilderijtje ter grootte van een ansichtkaart. De detaillering en het licht zijn verbluffend. Voor het eerst werden mensen met fotografische precisie geconfronteerd …

Met deze aandacht voor details belanden we bij een paradox. Voor de laat-middeleeuwse mens zat God in de details. In elk haar, grassprietje, takje, wolkje, overal werd God gezien. Niet alleen had Hij als Schepper overal Zijn handschrift achtergelaten, Hij was ook Zelf aanwezig als “Fontein van het Actuele”. Niets kon bestaan zonder God.

Niet alleen had God als Schepper overal Zijn handschrift achtergelaten, Hij was ook Zelf aanwezig als “Fontein van het Actuele”. Niets kon bestaan zonder God.

Toch zien we, naarmate de mens zich op de details gaat richten, dat hij God uit het gezicht gaat verliezen. Details blijken geen poorten meer naar God, maar verdwijnpunten. De moderne wetenschap die zich uit deze extraverte geest gaat ontwikkelen, verliest zich in de details. Tweehonderd jaar na Van Eyck zijn er telescopen en microscopen waarmee voorheen ongeziene details plotseling zichtbaar worden. De wetenschappelijke mens die alles opensnijdt en ontleedt, wordt geboren in de tijd die tussen Van Eyck en Rubens ligt. God zoals Van Eyck Hem nog kende, verdwijnt steeds meer uit het oog.

“Vanuit een oprecht religieus gevoel werd de wereld verkend, maar in die wereld blijkt God finaal nergens te bespeuren. Een grasspriet is gewoon een grasspriet, geen kosmisch teken van een onzichtbare God. In die zin zetten van Eyck en de zijnen onbewust de eerste stap naar de secularisering van de wereld.”
 
Bron: rijksmuseumtwenthe.nl

Hoe kende Van Eyck God eigenlijk? Hij zag toch dezelfde wereld als wij? Ja en nee. Sinds Immanuel Kant weten we dat onze geest zich niet richt naar de wereld, maar dat de wereld zich richt naar onze geest. Zo geloofde de mens in de late middeleeuwen dat de wereld door God geschapen was, dat de mens de kroon op de Schepping was en dat Adam en Eva écht bestaan hebben. Wij geloven in de evolutie, dat de mens een zoogdier is dat ontstaan is uit uitgestorven diersoorten. Dat is onze waarheid. Toch is de natuur sinds Van Eyck niet wezenlijk veranderd. Wijzelf, dat wil zeggen, ons mens- en wereldbeeld, zijn veranderd.

Vanuit onze waarheid (God is een concept dat door ons bewustzijn wordt geproduceerd) kijken we naar de waarheid van Van Eyck en zijn tijdgenoten (God is onze Schepper en een Vader die zijn kinderen liefheeft) Dat doen we ook vanuit ons referentiekader. In een van de toelichtingen aan de muur las ik de zin “De middeleeuwer surft mee op de golven van de heilsgeschiedenis en hoort zijn leven te leven in een voortdurend besef van het Einde.” Een duidelijk voorbeeld van het openbreken van andere belevingswereld met een sleutelwoord uit onze eigen belevingswereld.

Ik vind het woord “surfen” hier niet goed gekozen. Wanneer wij over het net surfen, voelen we ons misschien vrij omdat we alle kanten op kunnen, maar tegelijkertijd zijn we de gevangenen van een digitaal leven. We hebben ons laten inspinnen in een wereldwijd web. Door wie eigenlijk? Microsoft? Google? een Big Brother die nog geen naam heeft? Surfen geeft op korte termijn plezier maar als we aan de lange termijn denken, krijgen we een gevoel van onbehagen. Welke kant gaan we met ons verknoopte, digitale leven eigenlijk uit?

Zoals wij over het net surfen, zo surfte de middeleeuwer zeker niet mee op de golven van de heilsgeschiedenis. De middeleeuwer geloofde in de Verlossing van Christus en in het Koninkrijk de Hemelen vanuit een diepe innerlijke ervaring. Hij voelde zich aan alle kanten onvrij, geketend aan het lot van een zwaar leven in een harde wereld. Maar in zijn hart kon de middeleeuwer zich innerlijk vrij voelen, in gebed en verlangen naar de verlossing van zijn Heer. Wanneer deze ervaring ontbreekt, enerzijds van gevangenschap en anderzijds van hoop, geloof en liefde dan klinkt een zin als “Wie leeft naar Christus’ voorbeeld, zal na het Laatste Oordeel worden beloond met een plekje in de hemel: het herstelde Paradijs.” als dressuur: het klontje als beloning na het getoonde kunstje.

De bijschriften bij deze tentoonstelling zijn geschreven door rasechte 21e eeuwers: “Middeleeuwers waren religieuze fundamentalisten: wat in de Bijbel stond, was zonder meer waar.” Bij “religieuze fundamentalisten” denken we aan de eerste plaats niet aan onszelf maar aan mensen die een potentiële bedreiging vormen voor onze “vrije” westerse wereld.

Een bezorgde mama en een liefhebbende God
Daarbij is de geschilderde God is niet langer een strenge heerser, Maria geen afstandelijke Madonna meer. Ze verandert in een liefhebbende, vertederde en bezorgde mama, en later een intens treurende vrouw. Christus zelf wordt een man van vlees en bloed, die bloedt, zweet, en helse pijnen lijdt. De confrontatie met de menselijkheid van Jezus en zijn Moeder maken het de gelovige makkelijker om zich in te leven in het mysterie van het geloof. Maar tegelijk krimpt zo de kloof tussen hemel en aarde. Dat gevoel wordt nog versterkt door de gedachte dat alles op aarde – van de hoogste boom tot de kleinste boterbloem – is geschapen door God. Maar God openbaart zichzelf ook in de glans van een parel en in het goddelijke licht dat wordt weerkaatst in een edelsteen. Precies daarom wordt het vanaf de 15de eeuw zo belangrijk om de werkelijkheid tot in het kleinste detail weer te geven in de schilderkunst.
 
Bron: rijksmuseumtwenthe.nl