Dagelijks archief: dinsdag 2 augustus 2011

troost

onverteerbare zwarte romantiek en licht verteerbare burgerlijke romantiek
Caspar David Friedrich en Ludwig Adrian Richter

Om het verschil tussen landschapsschilderkunst van de Romantiek en van de Biedermeier duidelijk te maken, worden door kunsthistorici vaak twee schilders uit Dresden tegenover elkaar gezet: Caspar David Friedrich (1774-1840) en Ludwig Adrian Richter (1803-1884). Of beter gezegd, twee van hun bekendste schilderijen: Mönch am Meer (1808/10) van Friedrich en See im Riesengebirge (1839) van Richter.

Caspar David Friedrich
Caspar David Friedrich
Mönch am Meer, 1808/10

Mönch am Meer illustreert de zware, donkere en diepe variant van de Romantiek en heeft eigenlijk helemaal niets ‘romantisch’. Friedrich schildert hier een grenservaring. De monnik staat met de rug naar ons toe zodat we ons gemakkelijker met hem kunnen identificeren. Hij staat tegenover een immense, onheilspellende en zwijgende ruimte. De oceaan in zijn existentiële naaktheid. Heinrich von Kleist (die in 1811 zelfmoord zou plegen) schreef met Empfindungen zu Friedrichs Seelandschaft misschien wel het beroemdste commentaar bij dit kale landschapsschilderij: „so ist es, wenn man es betrachtet, als ob einem die Augenlider weggeschnitten wären“. Ik moet bij deze beschrijving onmiddellijk denken aan de scene uit a Clockwork Orange waarin Alex met wijd opengespalkte ogen schokkende beelden op zijn netvlies geprojecteerd krijgt. Mönch am Meer is minimalistisch geschilderd, maar toont daardoor juist teveel, meer dan we verdragen kunnen.

Ludwig Adrian Richter
Ludwig Adrian Richter
See im Riesengebirge, 1839

Halverwege de jaren dertig schildert Ludwig Adrian Richter met See im Riesengebirge een light-variant op Friedrichs schilderij. Ook hier zien we een donkere en dreigende lucht en een onherbergzame natuur. We zien een man, een jongen en een hond. Ze zijn hier niet als de monnik voor de contemplatie, maar om er weer zo snel mogelijk weg te zijn. Het onherbergzame landschap is geen eindpunt, maar een tussenstation. De man loopt vastberaden door tegen de wind in terwijl de jongen hoopvol kijkt naar de opklaring in de verte. Een dergelijke nooduitgang is kenmerkend voor de Biedermeier. Het naakte en onzekere bestaan wordt bedekt met een geruststellende gedachte.

Ludwig Adrian Richter
Ludwig Adrian Richter
Genoveva in der Waldeinsamkeit, 1841
Waldeinsamkeit,
Die mich erfreut,
So morgen wie heut
In ewger Zeit,
O wie mich freut
Waldeinsamkeit.

Ook het schilderij Genoveva in der Waldeinsamkeit is een geruststellend Biedermeier tafereeltje. Richter ontleent het woord Waldeinsamkeit aan het kunstsprookje Der blonde Eckbert van Tieck. De betekenis van dit woord is absoluut niet zo idyllisch als Richter het hier voorstelt. In Tiecks sprookje staat Waldeinsamheit niet alleen voor geborgenheid in het bos, maar ook voor ongeborgenheid in een duistere en onvoorspelbare oerruimte. Maar Genoveva in der Waldeinsamkeit is een bekoorlijk plaatje dat de burgerij een vlucht aanbiedt in een geïdealiseerde natuur. Zoiets zou Friedrich, voor wie de natuur ook stond voor ‘das ganz andere’, nooit in zijn hoofd halen.

Ludwig Adrian Richter [ de.wikipedia.org ]