Dagelijks archief: maandag 22 augustus 2011

Kunstenmaker

de geniale PR van Herman Brood

Herman BroodHet fenomeen Herman Brood was een stijlicoon, een grappenmaker, een mediaster en een handige bespeler van het Nederlandse publiek. Dat laatste bedoel ik niet negatief. Want het is een kunst om aan te voelen wat er onder het publiek leeft en om daar op in te spelen. Op het juiste moment en op de juiste plaats. Herman Brood heeft het niet alleen voor elkaar gekregen om zijn producten aan het Nederlandse volk te verkopen, maar heeft vooral zichzelf goed verkocht. Omdat hij zichzelf tot publiek bezit gemaakt had en massaal omhelsd werd, vonden ook zijn schilderijen en zeefdrukken een weg naar de Nederlandse huiskamers. In de week nadat Herman Brood van het Hilton gesprongen was, waren zijn zeefdrukken bijna niet aan te slepen. Een kunsthandelaar meldde mij dat hij dagelijks tussen de tien en twintig zeefdrukken van Herman Brood verkocht en dat de prijzen ineens omhoog waren geschoten. Het is als met de krabbels van je bloedeigen kind. De meeste ouders smelten bij de eerste koppoter van hun peuter. Dat zo’n krabbel motorisch onbeholpen, clichématig en grof is, doet helemaal niet ter zake. Herman Brood werd en wordt door een breed en gevarieerd publiek als een groot kind gekoesterd. Zijn werk hangt in honderdduizenden huiskamers aan de muur. Net als een kindertekening is een werk van Brood een soort fetisj. Zijn energie zit erin, Brood komt naderbij als een bokshandschoen.

Maar als beeldend kunstenaar heeft Herman Brood mij toch nooit weten te boeien. Wanneer zijn werk ter sprake komt, valt mij op dat er haast altijd de volgende kwaliteiten worden genoemd: direct, spontaan, krachtig, energiek, rauw. Bijna nooit hoor je dat zijn materiaalgebruik liefdeloos is en elke nuance mist. Of dat hij met zichzelf in een eindeloze herhaling is gevallen. Aan graffiti en zogenaamde straatkunst kun je trouwens vaak dezelfde kwaliteiten toeschrijven. Met de spuitbus en de verfroller lijkt de menselijke expressie teruggekeerd naar een primitief stadium in zijn ontwikkeling. In onze collectieve geschiedenis keren we terug naar de grotten en de holen uit het Neolithicum, terwijl we in onze individuele geschiedenis teruggaan naar de koppoters uit de peutertijd.

Het werk van Herman Brood lijkt op straatkunst. Of op krabbels van peuters. Het is krasserig, wild en rauw. Dat laatste geldt overigens ook van het werk van Anton Heyboer, een andere mediakunstenaar die het van zijn televisieoptredens en stukken van Henk van der Meijden moest hebben. Voor mij hadden Brood en Heyboer, hoe verschillend ook, daarom ook veel met elkaar gemeen. Ze voelden haarfijn aan dat de moderne mens in een massacultuur leeft, die Guy Debord de Spektakelmaatschappij heeft genoemd. In deze maatschappij is de individuele mens de massa geworden die door de massamedia vermaakt en bespeeld wordt. De ene keer een grappige anekdote, de andere keer een lekker schandaal en de massa blijft smullen. De mediakunstenaar accepteert zijn symbiose met de massa en maakt van PR het hart van zijn kunst. Vroeger zou je een mediakunstenaar een kunstenmaker genoemd hebben en eigenlijk is dat een zeer treffende benaming. De mediakunstenaar geeft de kijkcijfers het laatste woord en levert zich uit aan de massa in ruil voor aandacht.

De mediakunstenaar accepteert zijn symbiose met de massa en maakt van PR het hart van zijn kunst.

Door de marktwerking (“u vraagt, wij draaien”) is kunst zijn vormende karakter kwijtgeraakt. Hochkultur is in de massacultuur ten onder gegaan. Deze tendens werd in het Dadaïsme voor het eerst duidelijk zichtbaar en werd voortgezet in de jaren zestig door Pop Art. Wat tenslotte overblijft, is een bepaalde individuele behoefte die door de massamedia geëxploiteerd kan worden. In de spektakelmaatschappij is dat dikwijls de behoefte aan vermaak. Zijn publiek vermaken, daar was Herman Brood een meester in. Bart Chabot is na zijn dood zijn biograaf geworden. Chabots ‘broodjes’ lezen als een trein en je ligt op elke bladzijde wel ergens in een deuk, heb ik mij verschillende keren laten vertellen.

Brood‘s werkwijze berust op het etaleren van non-conformisme en dat is blijkbaar erg aanstekelijk. Echte Broodfans geven in een persoonlijke biecht soms toe een mateloze bewondering te hebben voor Brood‘s ik-heb-overal-schijt-aan-houding. Zijn cynische, agressieve en ongeduldige materiaalgebruik maakt deze houding heel direct zichtbaar. Verfrollers en spuitbussen! Ik ben wild en ongetemd! The medium is the message! De paradox bij veel Brood-fans is dat ze enorm door zijn non-conformisme worden aangetrokken, maar zich daarin eigenlijk heel conformistisch gedragen. Het stoere, krachtige en wilde imago werkt als een magneet. Ik vermoed dat het imago van ‘overal-schijt-aan-hebben’ heel bewust door Brood en zijn manager op de Nederlandse markt is gezet. Plat en zakelijk gezegd: de brave en aangepaste burger kan met een werk van Brood een stoer en vrijgevochten imago inkopen. Menig Brood- fan moet zich diep in zijn hart een lafaard voelen…

De paradox bij veel Brood-fans is dat ze enorm door zijn non-conformisme worden aangetrokken, maar zich daarin eigenlijk heel conformistisch gedragen.

Ontelbare mensen verlangen ernaar te doen wat ze willen maar kunnen of durven niet. En degenen die wel kunnen of durven, zijn niet bekend genoeg, niet grappig genoeg of niet slim genoeg om te bereiken wat Brood bereikt heeft. Bijna elke straatkrant heeft wel een junk in dienst die ongeveer dezelfde krabbels maakt als Brood, maar het niet tot nationale knuffeljunk heeft geschopt. Eigenlijk levert straatkunst, net als de hiphop scène, een tamelijk eenzijdig beeld op: snel, rauw, bijtend, stoer, wild en direct. Deze oppervlakkige kenmerken springen onmiddellijk in het oog. Maar als je beter gaat kijken, valt op hoe cynisch, agressief, ongeduldig en ik- gericht de achterliggende ziens- en werkwijze is. Het is schreeuwen om aandacht. Herman Brood is daarin met vlag en wimpel geslaagd. En dat is natuurlijk ook weer een kunst…

hermanbrood.nl