In het nieuwste nummer van het tijdschrift Speling las ik een wetenschappelijke analyse van Peter Nissen van het veranderende godsbeeld in Nederland. Het artikel maakt dus niet wijzer (en heeft die pretentie ook niet) maar informeert wéll uitstekend over het religieuze landschap in Nederland. Nissen geeft in zijn objectiverende, wetenschappelijke taalgebruik eigenlijk al antwoord op de vraag waarom het godsbeeld in Nederland zo veranderd is. God is tot een object gemaakt. De volgende zin van de wetenschappelijk onderzoeker Nissen krijgt een andere betekenis als je deze als volgt corrigeert: “In 1966 was 47% van de Nederlanders ervan overtuigd dat er een God is die zich dat God Zich met ieder mens persoonlijk bezighoudt, in 2006 was nog slechts 24% daarvan overtuigd.” De titel zou evengoed kunnen luiden: Wat is er met óns gebeurd in Nederland?
Vermoeden van het goddelijke
Onze cultuur is bezig de speelruimte van de spiritualiteit opnieuw te verkennen. Daarbij staan de eigen traditie en bepaalde voorgegeven leerstellingen niet meer voorop. Het is een open ruimte, waar ervaring en beleving vrij spel hebben.
Maar als alles draait om de menselijke beleving, is er dan nog ruimte voor God? Minder voor God als massieve zekerheid, denken wij, misschien wel meer voor het goddelijke in de toonaard van het vermoeden. Vermoeden zoekt voorzichtig, is tastend, meer gissend dan zeker. Een hachelijk waagstuk voor iemand die zekerheid zoekt en garanties wil. Maar voor wie het waagt, ontstaat er speelruimte en beweging. Dit is vooral van belang waar het gaat om God, waarschijnlijk het meest vermoedelijke dat vermoed wordt.
Bron: speling.nl