Dagelijks archief: donderdag 14 september 2006

overpeinzingen [3]

achteraf genoteerde gedachten tijdens het schilderen

vertrouwen in ‘eigen’ kunnen
Een tekening of plan geeft houvast, maar werkt voor mij als schilder vaak verstikkend. Ik heb dan de neiging om de tekening met verf in te kleuren en dat is voor mij geen schilderen. Ik geloof dat ik een a la prima schilder ben, dat ik de voorstelling rechtstreeks wil schilderen, alles in één keer. Je hebt dan een groot vertrouwen nodig omdat je niet kunt steunen op een tekening of onderschildering. Het enige dat ik dan heb, is vertrouwen: het vertrouwen dat ik het kan. Als je daar aan gaat twijfelen kun je niet meer schilderen.

plein air
NAT! ( vanmiddag geschilderd )

de pijnlijke bevalling
Wanneer ik bepaalde dingen geleerd heb, kneepjes in de vingers heb, wil ik weer verder. Ik wil niet steeds dezelfde kunstjes herhalen, ook al ontkom ik daar niet altijd aan. Ik wil verder doordringen in het zichtbare, verder doordringen in de verf. Daarom heb ik naast een zekere voldoening bijna altijd een gevoel van pijn als iets helemaal af is. Het is een soort begrafenis van het creatieve proces. Het leven wil (her)scheppen en keert zich af van de stolsels van dat proces.

vernieuwing
Ik ben huiverig voor routine. Hoewel het een bijzonder prettige zekerheid biedt en continuïteit garandeert kan het voor de creativiteit de doodsteek zijn. Het oog wil verder doordringen, wil voorbij het aangeleerde, voorbij het bekende. De geest zoekt steeds het nieuwe en verlangt er naar om zélf steeds nieuw te worden.

alle overpeinzingen [2006] | oude overpeinzingen [1996]

klassieker over de twaalfde eeuw

gelezen: Duecento van Hélène Nolthenius

duecentoVeel minder bekend dan Huizinga’s Herfsttij der Middeleeuwen, maar wat mij betreft ook een klassieker is Duecento van Hélène Nolthenius. Het is een gepopulariseerde versie van het onderzoek waar ze in 1948 op promoveerde en het werd Nolthenius’ eerste grote publiekssucces. Duecento. Zwerftocht door Italië’s late middeleeuwen verscheen in 1951 als pocket bij Het Spectrum en ik heb daarvan een derde druk (zie afbeelding rechts) in mijn bezit. Wat mij zowel bij Huizinga als bij Nolthenius onmiddellijk opvalt, is het rijke beeldende taalgebruik.

Herfsttij der Middeleeuwen leest als een gedetaileerd schilderij en Duecento lijkt vaak wel op de zang van een troubadour. Het schrijftalent wordt bij Huizinga ondersteund door zijn tekentalent en bij Nolthenius treedt haar muziektalent duidelijk naar voren. Duecento is dan ook een muzikaal boek. Later distantieerde zij zich van het boek, omdat ze het te ‘romantisch’ en ‘onwetenschappelijk’ vond. In 1995 verscheen een nieuwe uitgave bij Querido (zie afbeelding links). De taal in de derde druk is ouderwets, maar dat stoort mij niet. Integendeel, net als bij de lyrische beschrijvingen van bijvoorbeeld Jac.P.Thijssen heeft het charme. Een citaat uit het eerste hoofdstuk:

En omdat we terug zijn getreden naar de tijd waarin niemand lezen kon, is iedere naam geduldig en aanschouwelijk uitgepenseeld. De citroenboom klimt op uit de deur en hangt zijn helgele vruchten op ieder blauw stukje muur. En op de gevel ‘Zum Ueberfluss’ torsen twee Mosesverspieders samen de wijntros; een venstertje kijkt maar juist tussen de druiven door. Ge zijt de enige die er op let. In uw oren versmelt zich het rustig gescandeerd dialect der werkzame burgers met de tastende volkstaal van Notker Labeo uit Sankt Gallen, gelijkelijk primitief en aandoenlijk, maar negen eeuwen ouder.
Een massieve rode baksteen-toren bonkt omhoog uit het groen naast het dak van een romaanse abdij

Of als ge de geest der transalpine middeleeuwers nog zuiverder in wil ademen, loop de plompe poort dan uit en volg het pad langs de Rijn. Daar ligt verweg een eiland in de zonnige golven. Een massieve rode baksteen-toren bonkt omhoog uit het groen naast het dak van een romaanse abdij. Als ge het nog niet geraden hebt, zal ik het u zeggen: dat is Reichenau.

NoltheniusHélène Nolthenius werd grootgebracht met muziek – piano en zang – en met verhalen uit de Griekse mythologie. Haar vader was cellist in het Concertgebouworkest. Religie speelde thuis geen rol, al las de moeder haar enige kind wel eens voor uit de kinderbijbel. Hélènes ontvankelijkheid voor religiositeit werd gevoed door onder meer de lezing, op dertienjarige leeftijd, van De Heilige Franciscus van Assisi, een vertaling van de romantische biografie van de katholiek geworden Deen Johannes Jørgensen uit 1907. [ Bron: inghist.nl]