Dagelijks archief: maandag 8 januari 2007

van persoon tot individu [ 2 ]

gelezen: Jan Oegema over Meister Eckhart

Dit weekend verscheen in de zaterdagbijlage Letter & Geest van Trouw een tweede artikel van Jan Oegema over Meister Eckhart. Op de zingevingsmarkt is mystiek op dit moment razend populair en ook voor Meister Eckhart is de belangstelling gestaag groeiende. Oegema noemt hem in de introductie stijgen naar het ongewone samen met Eckhart Tolle, net als Anselm Grün een schrijver van bestsellers:

Meister Eckhart lijkt alleen al door zijn naam verwant te zijn met Eckhart Tolle, ook een Duitser, ook een mysticus, maar dan uit de 20ste eeuw en goed voor grote oplagen. Beiden spreken over loslaten van het ik, afgescheidenheid, ledigheid van gemoed. Beiden zouden deze zin kunnen schrijven: „Ledig is een gemoed wanneer het door niets in de war wordt gebracht en aan niets is gebonden, wanneer het niet door bepaalde emoties wordt vertroebeld en in geen enkel opzicht met zichzelf bezig is.“ Maar de volgende zin kan alleen van de Meister zijn:
„Wanneer de afgescheidenheid haar hoogste graad heeft bereikt, wordt zij door te kennen kennisloos en door liefde liefdeloos en door licht duister.“

Bij Eckhart Tolle is weinig duister, bij Meister Eckhart heel veel. Daarom verkoopt de uitgever van de eerste honderdduizend boeken per jaar, de uitgever van de tweede slechts duizend – als hij geluk heeft. Ik zou liever zien dat het andersom was, ik zou het de Meister graag gunnen.

Juan de la CruzMeister Eckhart toont op dit punt duidelijk verwantschap met de Spaanse mysticus Juan de la Cruz, die met zijn mystieke gedicht Noche Oscura del Alma (donkere nacht van de ziel) de duisternis benadrukt. Uiteraard komen we de duisternis tegen wanneer we een geestelijk leven willen gaan leiden, maar Juan de la Cruz en Meister Eckhart gaan veel verder: ze zien de duisternis als een wezenlijk kenmerk van God. Wanneer we het begin van het Johannesevangelie erbij pakken, lezen we het volgende:

Evangelie naar Johannes 1 : 4-13
In het Woord was leven en het leven was het licht der mensen; en het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet gegrepen. Er trad een mens op, van God gezonden, wiens naam was Johannes; deze kwam als getuige om van het licht te getuigen, opdat allen door hem geloven zouden. Hij was het licht niet, maar was om te getuigen van het licht. Het waarachtige licht, dat ieder mens verlicht, was komende in de wereld. Hij was in de wereld, en de wereld is door Hem geworden, en de wereld heeft Hem niet gekend. Hij kwam tot het zijne, en de zijnen hebben Hem niet aangenomen. Doch allen, die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven om kinderen Gods te worden, hun, die in zijn naam geloven; die niet uit bloed, noch uit de wil des vlezes, noch uit de wil eens mans, doch uit God geboren zijn.

Hoe komt het dat een mysticus als Meister Eckhart die volgens Oegema ‘verknocht is aan het christendom’ tot een ervaring van God komt die haaks staat op wat de evangelist Johannes schrijft? Voor een mysticus uit de oosterse traditie van het christendom zoals Simeon de Nieuwe Theoloog zou een dergelijke uitspraak ondenkbaar zijn. Niet alleen de polariteit licht-duisternis wordt door Meister Eckhart als een oosters yin-yangprincipe gehanteerd, ook de polariteit: volheid-leegte.

“De meesters leren, God is een wezen, een intelligent wezen en herkent alle dingen. Ik zeg echter: God is géén wezen, hij is niet intelligent, noch herkent hij dit of dat. Daarom is God leeg van alle dingen. Daarom is het nodig dat de mens er naar streeft van het werken Gods niets te weten noch te herkennen.”
(Bron: Meister Eckhart in Warum wir sogar Gottes ledig werden sollen.)

Een uitspraak als deze doet denken aan een oosterse wijsheid en lijkt een peilloze diepzinnigheid te bezitten. Maar als we deze ervaring toetsen aan het Evangelie en de traditie is deze gewoon onwaar. Het punt is nu dat deze toets steeds meer als (negatief!) fundamentalisme wordt beschouwd. De ‘vrije’ individuele ervaring lijkt nog de enige toets die OK is. Het individu zoekt boven alles zijn eigen-zinnigheid, zichZelf, onafhankelijkheid, orginaliteit en zijn eigen-wijsheid. Oosterse eenheidsmystiek, gnosis en Eckhart sluiten hier naadloos op aan. Dat de kerkelijke leer hier niet in meegaat, wordt vaak als een bevestiging gezien dat het individu gelijk heeft en het instituut zich daartegen verzet. Uit angst voor machtsverlies zou de Kerk daarom inzichten van mystici afwijzen. De tegenstelling instituut-individu (meestal geinterpretteerd als verdrukker-onderdrukte) is een hardnekkig denkbeeld, maar in het geestelijk leven bestaat deze tegenstelling niet. De mens is juist een persoon, in de eerste plaats afhankelijk van Zijn Schepper en geroepen om voor altijd in een relatie met Hem te leven. De oosterse mystiek en gnosis gaan er juist vanuit dat de mens ondeelbaar (individuum) is en in wezen Zélf God is en bij zijn bestemming komt als hij volledig ontwaakt. Oosterse mystiek en gnosis spreken daarom bij voorkeur over het onpersoonlijke leven, over ‘het’ goddelijke, over ‘onzijdig’ bewustzijn en verwerpen God als Persoon.

Meister Eckhart leefde in een tijd (eind 12e , begin 13e eeuw) waarin de theologie in het westen intellectueel geworden was. Het vertrekpunt in de omgang met God had zich verplaatst van het hart naar het hoofd. Er werd heel diep nagedacht en wat Meister Eckhart doet, lijkt op het kraken van een zen-koan. Het lijkt diepzinnig als hij over God spreekt in termen van duisternis en leegte, maar zijn uitspraken getuigen niet meer van een levende omgang met God Die Persoon is. Het is ook niet voor niets dat bij Eckhart God zijn gezicht verliest. Voor het individu betekent dit het begin van zijn ‘verlichting’, maar voor de persoon betekent dit zijn dood.

De vaders van de Orthodoxe Kerk benadrukken de apofatische kennis van God. We kunnen God kennen door wat Hij allemaal niet is. Het lijkt op negatieve theologie avant la lettre. Maar in de Orthodoxie verzelfstandigt de apofatische kennis zich nooit maar blijft ze steeds verbonden met de levende ervaring met God. Daarom schrijft de evangelist Johannes (die ook wel Johannes de Theoloog wordt genoemd) in zijn eerste Brief :

Johannes de TheoloogEerste Brief van Johannes 1: 5-7
En dit is de verkondiging, die wij van Hem gehoord hebben en u verkondigen: God is licht en in Hem is in het geheel geen duisternis. Indien wij zeggen, dat wij gemeenschap met Hem hebben en in de duisternis wandelen, dan liegen wij en doen de waarheid niet; maar indien wij in het licht wandelen, gelijk Hij in het licht is, hebben wij gemeenschap met elkander; en het bloed van Jezus, zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde.
God is licht en in Hem is in het geheel geen duisternis

Getrost in deine Hände

Gisteren gehoord in de Geertekerk in Utrecht:
Bach cantate voor Theofanie: Sie werden aus Saba alle kommen

Gisterenavond naar een uitvoering geweest van een cantate die Bach voor de zondag na kerstmis componeerde: Sie werden aus Saba alle kommen Thuis ook weer eens geluisterd naar de uitvoering van BWV 65 op de tweede CD in de Box Cantatas Vol. X van de Bach Edition. Vijf jaar geleden kocht ik alle cantates van de Bach Edition op 60 CD’s in de uitvoering (2000) van het Holland Boys Choir uit Elburg o.l.v. Pieter Jan Leusink.

slotkoor van BWV 65

7. Choral
Ei nun, mein Gott, so fall ich dir
Getrost in deine Hände.
Nimm mich und mach es so mit mir
Bis an mein letztes Ende,
Wie du wohl weißt, dass meinem Geist
Dadurch sein Nutz entstehe,
Und deine Ehr je mehr und mehr
Sich in ihr selbst erhöhe.

Leusink houdt van een enthousiaste Bach. In veel cantates is dat een prima aanpak. Bij cantate 197: “Gott is unsere Zuversicht” krijg je bij Leusink een koor dat bruist van het enthousiasme. Dat enthousiasme hoor je soms wel terug bij Harnoncourt/Leonhardt, maar veel te weinig bij de anderen. Minder geslaagd bij Leusink zijn die koorfragmenten die om een ingetogen karakter vragen. Het openingskoor uit cantate 21: “Ich habe viel Bekümmernis” heeft echt geen dans-tempo nodig. Herreweghe heeft dat uitstekend door.
 
In de wat moelijker koren verliest Leusink het zonder meer van het koor van Herreweghe. Desalniettemin levert Leusink een prima resultaat, ondanks het feit dat het koor in bijv. cantate 198, de Trauerode, er een beetje tegenaan zingt. Kijken we bijv. naar BWV 31: “Der Himmel lacht, die Erde jubiliert”: Harnoncourt besluit om in dit lastige koor de sopraanpartij te laten zingen door de sopraan-solist. In Leusinks koor zingen alle jongetjes gewoon mee: het resultaat mag er zijn!
 
Bron: home.wanadoo.nl/jdpt/bijlagen/brilliant/Bach_Leusink.htm

Onder Leusink’s leiding kwamen vele cd, dvd & tv opnamen tot stand, waarvan 3 met goud en 1 met platina bekroond. Internationaal kwam zijn doorbraak met het realiseren van de integrale opnamen van Bach’s 200 geestelijke Cantates (60 cd’s!) in het Bach Herdenkingsjaar 2000, waarvan wereldwijd meer dan 5 miljoen werden verkocht. In tal van muziekvakbladen werd zijn vakmanschap geprezen! Voor zijn bijzondere verrichtingen als dirigent, musicus en Bach-specialist werd hij in 2004 door Hare Majesteit de Koningin benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Een hoge koninklijke onderscheiding.

KoopmanDe goedkope uitvoering (dankzij een enorme oplage van 5 miljoen!) van de cantates van Pieter Jan Leusink voor het Brilliant-label (te koop bij het Kruidvat) wordt door de meeste kenners als redelijk studiemateriaal beschouwd. Inmiddels is er door Ton Koopman & The Amsterdam Baroque Orchestra & Choir voor Antoine Marchand Records ook een complete registratie op 22 CD’s uitgebracht. Dit is een veel duurdere editie maar deze uitvoering wordt over het algemeen ook hoger gewaardeerd. Te koop in de webshop van deze website

De cantates van Johann Sebastian Bach [ hoogtelijnen.nl ] | bach-cantatas.com
De cantates en het kerkelijk jaar | kalender met een BWV-nummer voor elke dag