Maandelijks archief: maart 2008

retrovert

deze week met Michaela bezocht: Hattem en Oudewater
en daarbij het Anton Pieck Museum en Voerman Museum

Vaak omschrijf ik mijzelf als retrovert, iemand die leeft met de blik naar het verleden. Niet omdat ik denk dat vroeger alles beter was, wel omdat ik denk dat het moeilijk anders kan. Ik ben namelijk geen helderziende die in de toekomst kan kijken. En het heden gaat voor mij sneller dan ik kijken kan. Het is voor mij vaak alsof ik omgedraaid in een auto zit en ‘achteruit’ moet rijden om verder te komen, kijkend naar de weg die ‘achter’ mij ligt. Om een goed beeld van het heden te krijgen en realistische verwachtingen over de toekomst, moet nog eens heel goed naar dat verleden gekeken worden.

Maar het verleden kan voor mij ook een vlucht uit de werkelijkheid worden. Gisteren kon ik wat dat betreft even op adem komen bij een van grootste retroverts die ons land gekend heeft, iemand die zijn lange leven lang (1895- 1987) het modernisme getrotseerd heeft: Anton Pieck.

werkplek van Anton Pieck
Anton Pieck Frankfurt, 1929

Op de kunstacademies werd in de twintigste eeuw zijn grafische werk meestal neerbuigend als ziekelijke retromanie in de ban gedaan. Maar gelukkig heeft Anton Pieck (1895-1987) nog tijdens zijn leven in 1984 een museum gekregen in Hattem. Hier is te zien wat voor een ambachtsman hij was. Of, zoals je wilt, wat voor een kunstenaar.

De vraag wat kunst is en voor wie en voor wat men kunst ‘maakt’ houdt mij niet bezig. Ik vind het best als men argumenteert: dit is géén kunst, dat is wéll kunst, maar het doet mij persoonlijk niets.

Anton Pieck

werkplek van Anton Pieck
de werkplek van Anton Pieck in het Anton Pieck Museum in Hattem

In het museum wordt permanent een video getoond waar we Anton Pieck weer zien en horen. Een heer uit een andere tijd. Een beetje de laatste der mohikanen, maar ook niet helemaal. Want ook Marten Toonder en Carel Willink bleven met hun ascetische indianengezichten hun lange leven vasteberaden tegen de wind in fietsen. Hun kracht was de rotsvaste overtuiging dat de traditie en het ambacht de basis vormen.

Waarschijnlijk ligt de belangrijkste oorzaak van de algemene waardering voor Anton Pieck in de sfeer van zijn werken. Een antwoord op een romantisch verlangen dat bij veel mensen aanwezig is. Hoewel hij zijn hele leven tekende en schilderde en een grote variëteit aan werken produceerde, kenmerkt zijn werk zich toch door zijn voorliefde voor de 19e eeuw; het stempel van een romantisch tekenaar is dan ook altijd aan zijn naam blijven kleven. Dat heeft invloed gehad op de waardering, die hij in de kunstwereld kreeg. Zelf heeft hij hierover gezegd: “De vraag wat kunst is en voor wie en voor wat men kunst ‘maakt’ houdt mij niet bezig. Ik vind het best als men argumenteert: dit is géén kunst, dat is wéll kunst, maar het doet mij persoonlijk niets. Ik wil mijn kunst best anders noemen. Met grote bewondering heb ik het ambacht bij anderen leren zien, laat mij dan maar zo’n ambacht beoefenen, maar dan wel met vakmanschap en liefde voor het werk!”
 
Hoewel Anton Pieck vanuit zijn bescheidenheid zichzelf ambachtsman noemde vanwege het vakmanschap en de liefde voor het werk, maakt het museum duidelijk, dat het niveau van het werk van Anton Pieck van hoge kwaliteit is; en dat er door hem een persoonlijk en herkenbaar stempel op het werk is gedrukt. De keuze en de uitbeelding van de onderwerpen getuigen van een maatschappelijke betrokkenheid. De kwalificatie ambachtsman is weliswaar zeker van toepassing op hem, maar dat is niet toereikend. Anton Pieck gaf een extra dimensie aan zijn werk, waardoor het zeker kunst genoemd mag worden.
 
Bron: antonpieckmuseum-hattem.nl
Hattem
Hattem gisteren

Twee Anton Pieck-stadjes
Afgelopen week wilde ik mijn Duitse vriendin iets van het historische Nederland laten zien. Niet de grote steden ditmaal, maar kleine schilderachtige stadjes. Donderdag bezochten we Oudewater, op de grens van Utrecht en Zuid-Holland en vrijdag Hattem op de grens van Gelderland en Overijssel.

Oudewater Oudewater
Oudewater eergisteren

Jammergenoeg was het Museum De Heksenwaag in Oudewater afgelopen week nog niet opengesteld. Morgen gaan de deuren weer open en blijven dan dagelijks (behalve op maandag) geopend van 11.00-17.00 tot 1 november. Het Anton Pieck Museum en Voerman Museum zijn dankzij de vrijwilligers het hele jaar geopend.

John Everett Millais [ 1 ]

nagenieten van de tentoonstelling John Everett Millais
in het Van Gogh Museum, Amsterdam, nog tot 18 mei 2008

Een van de mooiste tentoonstellingen die ik de afgelopen jaren zag, is de grote overzichtstentoonstelling van John Everett Millais. Deze is nog tot 18 mei 2008 in het Van Gogh Museum te zien. In de jaren zestig, zeventig en tachtig zou een dergelijke tentoonstelling voor een groot publiek ondenkbaar geweest zijn. Alles wat aan de Victoriaanse tijd herinnerde was in naam van de seksuele revolutie in de ban gedaan. Kitsch, was het eenvoudige maar vernietigende oordeel en daarmee was alles gezegd. Het tij is inmiddels gekeerd. Twaalf jaar geleden bracht hetzelfde Van Gogh Museum een grote overzichtstentoonstelling van het werk van onze eigen Victoriaanse salonschilder Laurens Alma Tadema, toen nog in de donkere gangen op de bovenste verdieping. De overzichtstentoonstelling van Millais is gelukkig in de ruime nieuwe vleugel ondergebracht. Ondanks de royale opstelling verdrongen op zondagmiddag de bezoekers zich voor de schilderijen en dat van Ophelia in het bijzonder.

Isabelle
Isabella, 1849

The painting Isabella is structured with deliberately distorted perspective, elongating the right hand side of the table and flattening the figures ranged along it. Following Pre-Raphaelite theory, Millais almost eliminates chiaroscuro and exaggerates the intensity of juxtaposed colours and tones – as evidenced in the flat black tunic set against the sharply modelled white cloth of the servant at the right, whose lower body virtually disappears as his yellow stockings semi-merge with the background.
(Bron: wikipedia)

Het was mijn eerste kennismaking met het werk van Millais buiten de reproducties om. Gelukkig heeft men gekozen voor een chronologische opstelling, zodat we de stijlontwikkeling kunnen volgen. Naast schilderijen worden ook tekeningen getoond. In zijn begintijd, rond 1850, zien we uiterst gedetailleerde schilderijen. Met een inventariserende blik heeft hij elk detail geschilderd. Daarin gaat hij bewust terug op de Vlaamse Primitieven, die zo natuurgetrouw schilderden dat we nog steeds de afgebeelde planten kunnen determineren.

Isabelle detail
Isabella, detail

Het overzicht is zeer representatief al ontbreken er enkele topstukken, zoals het hier afgebeelde Isabella. Met dit schilderij kreeg hij in 1849 gunstige kritiek op de tentoonstelling van de Royal Academy. Maar het jaar daarop werd hij zwaar bekritiseerd met een schilderij van de jonge Jezus in de werkplaats van zijn vader Jozef. Dit schilderij hangt gelukkig wel op de tentoonstelling in het Van Gogh Museum.

Isabelle detailIsabella
The painting illustrates an episode from John Keats’s poem, Isabella, or the Pot of Basil, which describes the relationship between Isabella, the sister of wealthy medieval merchants, and Lorenzo, an employee of Isabella’s brothers. It depicts the moment at which Isabella’s brothers realise that there is a romance between the two young people, and plot to murder Lorenzo so they can marry Isabella to a wealthy nobleman. Isabella, wearing grey at the right, is being handed a blood orange on a plate by the doomed Lorenzo. A cut blood orange is symbolic of the neck of someone who has just been decapitated, which is a sign of how Lorenzo will be killed by Isabella’s brothers. One of her brothers violently kicks a frightened dog while cracking a nut.
 
Bron: wikipedia
Jesus in the house of his parents
Jesus in the house of his parents
Dit schilderij hangt gelukkig wel in Amsterdam. In 1850 op de tentoonstelling van de Royal Acadamy had men er geen goed woord voor over.

John Everett Millais in het Van Gogh Museum

Italiëgangers [ 2 ]

Pierre-Henri de Valenciennes (1750-1819)
en de Prix de Rome voor het historische landschap (vanaf 1817)

Sinds de zestiende eeuw was de reis naar Italiëvoor de meeste kunstenaars een bijna verplicht nummer. Toch gaven niet alle kunstenaars gehoor aan de lokroep van het land van de antieken. Aan het einde van de zestiende eeuw was een levendige handel van prenten op gang gekomen, zodat de kunstenaars ten noorden van de Alpen hun voorbeelden konden bestuderen zonder de moeizame reis te ondernemen. Zo had Rembrandt bijvoorbeeld geen enkele behoefte om de reis naar Italiëte maken. Hij gebruikte zijn omvangrijke collectie prenten en rekwisieten, zoals wij nu het internet gebruiken om een virtuele reis te maken naar een ander land. Ook Delacroix, die bijna 200 jaar later leefde, wilde Italiënooit bezoeken; hij gaf de voorkeur aan Noord-Afrika. Maar de meeste schilders die in de gelegenheid waren om hun Italiëreis te maken, die gingen. Vanaf 1666 was door Lodewijk XIV de Prix de Rome ingesteld, die de reis naar Italiëen Rome in het bijzonder onder jonge kunstenaars stimuleerde.

Prix de Rome
Villa MediciDe Prix de Rome vindt zijn fundament bijna 350 jaar geleden in Frankrijk. Vanaf het begin van de zestiende eeuw geldt de klassieke oudheid als bakermat van de Europese kunst. Voor de meeste Noordeuropese kunstenaars ontbreken dan echter de mogelijkheden om het klassieke Rome te bezoeken. Een enkeling durft de (voet-)tocht over de Alpen wel te maken. En komt terug met verhalen, prenten en een enkele keer met een klein schilderij met een klassiek, mythologisch onderwerp of een landschap uit de omgeving van Rome. Koning Lodewijk XIV besluit dat Franse kunstenaars de klassieken met eigen ogen moeten kunnen bekijken en bestuderen. De door hem opgerichte „Académie Royale de Peinture et de Sculpture„ stelt daartoe in 1666 de Prix de Rome in. De prijs is een vorstelijk geldbedrag (stipendium) waarmee de winnaar maar liefst vier jaar in Rome kan werken: aan de „Académie de France„ die dan is gevestigd in de Villa Medici. Temidden van de klassieke omgeving van het Oude Rome.

Met Frankrijk als voorbeeld groeit in Nederland aan het einde van de achttiende eeuw de belangstelling voor een kunstreis naar Italië. Tijdens de Franse bezetting geeft Lodewijk Napoleon, de jongere broer van de keizer, opdracht tot oprichting van een Koninklijke Akademie. Ook voert hij, eveneens naar Frans voorbeeld, de Nederlandse Prix de Rome in. In 1817 is één en ander onder koning Willem I vastgelegd.
Bron: prixderome.nl

Ook de Franse schilders, die de grootste reputatie hadden op het gebied van landschapsschilderkunst, gaven vanaf de zeventiende eeuw steeds vaker gehoor aan de lokroep van Rome. Dat werd gestimuleerd door de oprichting aldaar, in 1666, van de Académie de France die de studie van de beste leerlingen van de Koninklijke School voor schilder- en beeldhouwkunst moest bevorderen. Al snel zwierven Franse kunstenaars uit over heel Italië. Zo werd Venetiëeerst een pelgrimsoord van de romantici en vervolgens van de symbolisten. In Florence leek het landschap volgens de neoclassicistische schilder Pierre Henri de Valenciennes “op de schilderijen van Poussin“. En ook het zuiden van het land, met al zijn archeologische schatten, maakte al vroeg deel uit van de grand tour. Het voornaamste doel van de Italië-reis bleef echter Rome. De beursstudenten van de Villa Medici, waar de Académie de France in de negentiende eeuw werd gevestigd, dienden daar hun opleiding tot de grand goût te vervolmaken.
 
Bron: gemeentemuseum.nl/

Pierre-Henri de Valenciennes, een van de leerlingen van Jacques-Louis David, verbleef lange tijd in Rome en propageerde de landschapsschilderkunst in Frankrijk. Hij schreef een theoretisch werk over het zgn. ‘historische landschap’ en ijverde voor een aparte Prix de Rome voor deze categorie. Pas in 1817, twee jaar voor zijn dood, werd voor het eerst een Prix de Rome voor het historische landschap uitgereikt. Het betekende een officiële herwaardering van de landschapsschilderkunst, die met de School van Barbizon en de impressionisten in de negentiende eeuw zo belangrijk zou worden.

Valenciennes
Pierre Henri de Valenciennes, 1790
klassiek Grieks landschap met meisjes die aan de rivier hun haar offeren aan de godin Diana

In Parijs had men al in 1791 voorgesteld om de leerlingen van de Académie des Beaux-Arts les te geven in landschapskunst en een aparte Prix de Rome in te stellen voor het ‘historische landschap’. Pas in 1817 werd de eerste prijs uitgereikt, vooral door toedoen van één van de docenten aan de Parijse Académie, Pierre Henri de Valenciennes, die een voorstander was van een herwaardering van de landschapskunst. Het ‘historische landschap’ was echter een landschap in de traditie van Poussin, dat wil zeggen een geïdealiseerd landschap in een Italiaanse sfeer, voorzien van tempels of ruïnes en bevolkt door figuren uit de Griekse of Romeinse mythologie.
Bron: digischool.nl

Valenciennes
Twee cypressen bij Villa Farnese
Dit Hopperiaanse schilderij uit 1785 van
Valenciennes was zijn tijd ver vooruit
Pierre-Henri de Valenciennes est né le 6 décembre 1750 dans la capitale languedocienne d’un père maître perruquier, Pierre Devalenciennes (1724-1754) et de Marguerite Abel, fille d’un maître tapissier. Son éducation artistique commence par l„apprentissage de la musique et du violon à la maîtrise de la cathédrale Saint-Étienne. Il étudie ensuite la peinture à  l’Académie royale de Toulouse en 1770-1771, ou Jean-Baptiste Despax (1710-1773) et Guillaume Bouton (1730-1782) sont ses professeurs. Il effectue des voyages dans le sud de la France et découvre l Italie en 1769, au cours d„une excursion en compagnie de son protecteur et mécène Mathias Dubourg (1746-1794), futur conseiller au parlement de Toulouse.
 
Entre 1777 et 1785, sans doute grâce à ses appuis financiers et à ses relations, Pierre-Henri de Valenciennes s’établit à  Rome. Le peintre entretient des contacts avec les pensionnaires du palais Mancini, mais également avec les autres artistes établis ou de passage dans la ville éternelle, comme les Parisiens Jacques-Louis David et Quatremère de Quincy, ou les Toulousains François Cammas et Joseph Roques. Au contact de ses pairs, en étudiant les ” antiques ” et les paysages romains, il affine son goût pour les représentations de la nature qui s éloignent de la manière traditionnelle et tendent vers un nouveau langage formel, épuré, choisissant des angles de vue insolites ou privilégiant le traitement atmosphérique des scènes. Il revient peu à Paris, ou l’on signale néanmoins sa présence vers 1781, date à laquelle il a probablement fréquenté le paysagiste Claude-Joseph Vernet (1714-1789).
 
Bron: pedagogie.ac-toulouse.fr

Pierre-Henri de Valenciennes [artcyclopedia.com]