Dagelijks archief: vrijdag 6 oktober 2006

Philokalia [5]

Evagrios van Pontus: De Antirrhetikos
De strijd tegen de boze gedachten

De Antirrhetikos van Evagrios is niet opgenomen in de Philokalia, maar het is wel een van zijn bekendste werken. Waarschijnlijk is Evagrios de eerste monnik die de hartstochten ‘systematisch’ beschrijft. Het tweede geschrift van Evagrios dat in de Philokalia is opgenomen (Texts on Discrimination in respect of the Passions and Thoughts) handelt over de hartstochten. Evagrios noemt ze ook wel: boze geesten en vergelijkt de strijd die we tegen hen moeten voeren met een veldslag:

Van de boze geesten die de praktike bestrijden, staan in de krijg vooraan zij die tot taak hebben te prikkelen tot gulzigheid, die ons geldzucht influisteren, en die ons verleiden om menselijke eer te zoeken. Alle overigen stappen achter hen aan en geven hun die door de eersten gewond zijn, een volgende behandeling. Want niemand kan in de handen van de geest van ontucht vallen , als hij niet eerst aan de gulzigheid bezweken is. En niemand kan trillen van toorn, als hij geen spijzen, geld en eer najaagt. En niemand kan aan de boze geest van treurigheid ontsnappen, als hij het derven van al deze zaken niet heeft meegemaakt. Ook ontkomt niemand aan de hoogmoed, het eerste voortbrengsel van de duivel, als hij het derven van al deze zaken niet heeft meegemaakt.
Verhandeling over allerlei slechte gedachten, vertaling door Christofoor Wagenaar ocso
En niemand kan trillen van toorn, als hij geen spijzen, geld en eer najaagt.

Zijn leerling Cassianos neemt zijn indeling van de acht boze geesten over en via zijn geschriften bereikt deze de Westerse traditie waarin ze bekend worden onder de zeven hoofdzonden. Evagrios onderscheidt vraatzucht, lust, hebzucht, woede, droefheid, lusteloosheid, ijdele glorie en trots. Tegenover elke hartstocht plaatst hij een deugd. Om de boze gedachte te bestrijden, schrijft hij de Antiherrhetikos , een methode om met teksten uit de Heilige Schrift (vooral de Psalmen) God’s hulp te zoeken en de boze gedachte een halt toe te roepen.

Isenheimer Altar
De boze geesten in actie,
volgens de laat-Middeleeuwse schilder
Matthias Grünewald
Uit de Antirrhetikos
 
Tegen de lust
2.26 Against the soul that thinks that voluptous thoughts are more powerful than the commandments of God that are given to us in order to shake off this passion
Ps 17:43 I will disperse them like dust in the wind, like the dung in the streets will I tread them underfoot.
 
Tegen de neerslachtigheid
4.11.For the soul that is cast into gloom because of disturbances at night and imagines it will become perpetually dismayed [i.e. mentally unbalanced] because of its terror:
Lev 26:6-7 And I will give peace in your land, and you shall sleep, and none shall make you afraid; and I will destroy the evil beasts out of your land.
 
Tegen de lusteloosheid
6.12. Against the thoughts of acedia that tear down my hope:
Ps. 26:13 I believe that I shall see the good things of the Lord in the land of the living.
 
Tegen de trots
8.493. For the proud demon calling itself “god“.
Mt 15:11 not what goes into the mouth defiles a man, but what comes out of the mouth, this defiles a man.
 
Bron: ldysinger.com

Psalmody and Prayer in the Writings of Evagrius Ponticus
This book explores the writings of Evagrius Ponticus. It seeks a connection between the seemingly disparate aspects of Evagrius„ mystical theology by approaching the relationship between psalmody and prayer from three perspectives. First, Evagrius„ life, works, and spiritual doctrine are presented, followed by a description of the monastic discipline of psalmody as practised by Evagrius and his contemporaries;
EvagriosEvagrius texts on the interrelationship between psalmody and prayer are then considered. Second, Evagrius„ recommendations on the usefulness of psalmody in healing of the passions are discussed. Finally, the biblical scholia are studied, which facilitate what Evagrius called „undistracted psalmody„, that is, contemplation by means of the words used in psalmody of the person of Christ and of Christ’s salvific work within creation.
Bron: oxfordscholarship.com

A Corpus of Evagrios’ Writings | Evagrius Ponticus by Luke Dysinger

Twee landschapsschilders

de schilders Willem Roelofs (1822-1897) en Paul Gabriël (1828-1903)

Ik heb ze altijd met elkaar verward. Want allebei in Amsterdam geboren, in Brussel gewoond, geschilderd in o.a. Veenendaal en als enige coloristen van de Haagse School, haal je ze gemakkelijk door elkaar. Daar komt nog bij dat Paul Gabriël, toen het met schilderen maar niet wilde vlotten (De Prins der Landschapsschilders B.C.Koekoek bij wie hij in Kleve schilderlessen volgde, zei dat er geen schilder in hem school), in Brussel bij de zes jaar oudere Willem Roelofs in de leer ging. Hier kreeg hij het schilderen echt in zijn vingers. Paul Gabriël was net als Willem Roelofs een echte colorist en in tegenstelling tot andere schilders van de Haagse School zag hij in het Nederlandse landschap meer dan alleen maar gekleurde grijzen.

Paul Gabriel
Paul Gabriël, Het Drielse veer
“ons land is gekleurd sappig vet, vandaar onze schoone gekleurde en gebouwde runderen, hun vleesch melk en boter, nergens vind men dat zoo”
Alhoewel ik er zelf wat knorrig uit kan zien houd ik er veel van dat het zonnetje in het water schijnt, maar buiten dat, ik vind mijn land gekleurd en wat mij bijzonder opviel wanneer ik uit den vreemden kwam: ons land is gekleurd sappig vet, vandaar onze schoone gekleurde en gebouwde runderen, hun vleesch melk en boter, nergens vind men dat zoo maar ze worden ook door dat sappige vette land gevoed-ik heb vreemdelingen dikwijls horen zeggen, die Hollandsche schilders, schilderen allemaal grijs en hun land is groen- wanneer men jong is word men naar buiten gezonden om te studeren in een gekleurde natuur en later moet men den grijze Schilderijen schilderen, een ensemble bordpapier met hier en daar een kleurtje en dat heet poëzie; dat heeft bij mij veel weg van meubelmakerij op de atelier bedacht en het wordt dikwijls een opgaaf als of het niet anders kan…
Paul Gabriël in een brief aan A.C. Loffelt, 29 mei 1901
Bron: schilderijen1850-1950.com

Roelofs en Gabriël hebben allebei in Veenendaal geschilderd. Ze werkten in de jaren vijftig van de 19e eeuw in Oosterbeek, waar rond die tijd veel schilders verbleven. Vanuit Oosterbeek werden vaak uitstapjes ondernomen en zo ontdekte Roelofs en Gabriël het turfdorp aan de Grift. Ze schilderden o.a. aan het Benedeneind dat sterk aan Giethoorn doet denken. Ik stel me voor dat mijn betovergrootvader, die toen aan het Benedeneind gewoond moet hebben, de schilders wel eens in zijn boerderijtje heeft uitgenodigd en een kom room (glas melk) voor ze heeft ingeschonken. Maar waarschijnlijk was daar geen sprake van. De schilders waren stadse jongens en leefden in een wereld die voor de vrome boeren goddeloos en bedreigend moet zijn geweest.

Roelofs
Rivierlandschap, een vroeg schilderij (1842) van Willem Roelofs toen hij nog sterk onder invloed stond van de romantische school
Wij scheiden kleur en tekening af, omdat wij dat wel moeten. Maar de natuur doet dat niet. Zij geeft niet iets een vorm om het daarna te kleuren. Vorm en kleur zijn inherente eigenschappen van het voorwerp, dat ons te schilderen is gegeven. Verwaarlozen wij een van beiden, dan geven wij slechts de helft.
Willem Roelofs over zijn schilderijen