Maandelijks archief: april 2012

Door de ogen van mijn vader

Stef Bos schreef samen met zijn vader een boek
het werd afgelopen vrijdag in Veenendaal gepresenteerd

Stef BosMijn geboorteplaats Veenendaal betekent van oudsher Kerk en Werk. Maar Veenendaal is tegenwoordig ook trots op zijn artistieke telgen met Stef Bos en Kees (met) Stip bovenaan. Vrijdag was ik weer eens in ‘t Vèèn. Achter “de Mussenfabriek” van de gebroeders van Leeuwen waarin ik in de jaren tachtig een atelier had, staat tegenwoordig de Cultuurfabriek, het culturele centrum van Veenendaal. Vrijdagmiddag hield Stef Bos er zijn nieuwste boek ten doop: Door De Ogen Van Mijn Vader.

De foyer van de Cultuurfabriek stond behoorlijk vol. Om mij heen kijkend zag ik een aantal Veense papa’s van 80+, varianten van mijn eigen vader die in 1930 aan de Parallelweg werd geboren met zijn wortels stevig in de Veens turf: mijn overgrootmoeder zag in 1863 aan het Benedeneind het levenslicht en haar grootvader had zelfs nog “roodnekkies in de Grift zien drijven”. Aan de Franse aanwezigheid in en rond Veenendaal herinnert nog altijd de wijk de Dragonder. Stef Bos is de zoon van juwelier Bos, die was gevestigd in de Hoofdstraat op nummer 91. Mijn ouders waren er in de jaren zestig en zeventig vaste klant. Door de ogen van mijn vader lijkt me een aardig boek voor ze.

22 jaar geleden schreef Stef Bos een lied over zijn vader en in 2012, het negentigste levensjaar van zijn vader, maakte hij samen met hem het boek Door De Ogen Van Mijn Vader. Stef zocht voor de teksten in al zijn boeken tot nu toe de samenwerking met een kunstenaar voor de bijpassende beelden. Na Gebroken Zinnen (2004) met schilderijen van Marriana Booyens, Ja! (2006) geïllustreerd door Eric de Bruijn en Stillewe (2008) met kunstwerken van Varenka Paschke, is dit zijn vierde boek.
 
De dia’s uit het archief van A.W. Bos, gemaakt met een Rolleiflexcamera uit de jaren vijftig, vormen de basis van een 133 pagina’s document. Het is niet alleen de weergave van een familiegeschiedenis, het laat ook een snel veranderende wereld zien. De beelden zullen voor velen aansprekend en zelfs herkenbaar zijn. Herinneringen oproepend aan een nabij of verder verleden, terwijl de woorden van Stef ze verbindt met het heden. Als extra achterin het boek een 2012 versie van het lied “Papa“.
 
Bron: stefbos.nl

de schilder en zijn broodheer [ 5 ]

Jean-Baptiste Regnault en de Franse Revolutie
 

Doordat de overheid zich als geïnstitutionaliseerde mecenas terugtrekt, worden veel kunstenaars die ooit afhankelijk waren van subsidie, nu gedwongen een knieval te maken voor „de markt„. In veel gevallen moeten deze kunstenaars om te overleven, net als vroeger, weer de persoonlijke en commerciële belangen gaan dienen van rijke particuliere opdrachtgevers.

Een serie over de schilder en zijn opdrachtgever in de periode 1712-1912. Aflevering 5: Jean-Baptiste Regnault schilderde La Liberté ou la Mort voor de Salon van 1795

Regnault 1795
La Liberté ou la Mort 1795
Het hoogste punt in de voorstelling is de rode Jakobijnenmuts linksboven. Deze allegorie is een triomf voor de Jakobijnen.

Toen ik voor het eerst de allegorie La Liberté ou la Mort zag, dacht ik dat het een schilderij uit een vrijmetselaarsloge was. Vreemd is deze associatie niet, want het revolutionaire Frankrijk werd geestelijk gevoed door de Verlichting. Symbolen die de vrijmetselarij gebruikt, zoals het alziend oog, kom je ook tegen in het revolutionaire Frankrijk en Amerika van de late achttiende eeuw. Regnault schilderde in zijn allegorie overigens geen alziend oog maar een triangel, die de drieslag Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap symboliseert.

Regnault 1795
detail van La Liberté

La Liberté ou la Mort uit 1795 verbeeldt de overwinning van de revolutie op de gewelddadige gebeurtenissen van 1793-1794. Deze worden voorgesteld als Magere Hein met de Zeis. Dat beeld was zeer concreet geworden in een tijd waarin de guillotine overuren maakte.

Regnault 1795
detail van La Mort

Net als Jacques Louis David maakte Jean-Baptiste Regnault dankbaar gebruik van de christelijke symboliek. Het nieuwe Frankrijk was een post-christelijke staat. Er was een nieuwe jaartelling gekomen en de christelijke religie was vervangen door een Dienst aan het Opperwezen waarin de Rede de hoogste plaats had. Aan christelijke symbolen werd een nieuwe betekenis gegeven. De Triniteit Vader, Zoon en Heilige Geest werd vervangen door Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap.

Regnault 1795
detail van de Schutsengel

Regnault combineert in de allegorie twee momenten uit het leven van Jezus. De beschermengel van de idealen van de revolutie maakt het gebaar “het is volbracht” aan het kruis maar verwijst ook naar de Verrijzenis. De brandende vlam op zijn hoofd verwijst weer naar Pinksteren. Op de aarde onder is niet alleen Frankrijk maar West-Europa te zien. De hemelse allegorie profeteert eigenlijk al de verspreiding van de Franse Revolutie over Europa die spoedig onder Napoleon zal gaan plaatsvinden.

Jean-Baptiste Regnault [ nl.wikipedia.org ]

een onzuivere bron

The History of the Decline and Fall of the Roman Empire (1776-1787)
van Edward Gibbon

AgoraIn de film Agora (2009) van de Spaanse regisseur Alejandro Amenábar komt een scene voor waarin de beroemde bibliotheek van Alexandrië wordt geplunderd door een woeste menigte fundamentalistische christenen. Het is een van de meest geslaagde scenes uit de film. Terwijl de boekrollen met teksten van Plato en Aristoteles als confetti door de lucht worden gesmeten maakt de camera een draai van 180 graden waardoor alles op zijn kop komt te staan. De boodschap is overduidelijk: het christelijk geloof heeft de kennis van de antieke beschaving vernietigd en de hele wereld eeuwen terug gesmeten in de tijd. Maar deze boodschap is zeker niet juist. In het jaar 392 na Christus plunderden fanatieke christenen inderdaad de stad, maar de beroemde bibliotheek was in de tijd van Hypatia nog maar een schaduw van wat het ooit geweest was. In het jaar 48 voor Christus hadden de troepen van Julius Ceasar de grootste schat aan oude Griekse manuscripten al in brand gestoken.

Edward GibbonTussen 1776 en 1887 schreef Edward Gibbon de beroemde studie The History of the Decline and Fall of the Roman Empire over de ondergang van het Romeinse Rijk. Gibbon was een man van de Verlichting en hij keek met een wetenschappelijke bril op naar de geschiedenis. Tegenwoordig is dat de normaalste zaak van de wereld, maar in zijn tijd bestond geschiedenis nog niet als wetenschap. Omdat Gibbon het Christendom niet als heilsgeschiedenis zag en de Kerk ook niet als het Lichaam van Christus, kwam hij op zeer gespannen voet met de Angelicaanse Kerk te staan. Vooral op de hoofdstukken XV en XVI waarin hij de plaats en de opkomst van het Christendom in het Romeinse Rijk beschrijft, heeft hij veel kritiek gekregen. In sommige landen werd The History of the Decline and Fall of the Roman Empire zelfs een verboden boek. Gibbon gebruikte voor zijn levenswerk zesduizend bronnen in vele talen. Maar hij was niet overal nauwkeurig. Na later historisch onderzoek blijkt dat hij ons met de beschrijvingen van de geschiedenis van de bibliotheek van Alexandrië en het leven van de vrouwelijke filosoof Hypatia een ingekleurd beeld heeft gegeven.

Gibbon
uit hoofdstuk XLVII van The History of the Decline and Fall of the Roman Empire

Edward Gibbon heeft er absoluut toe bijgedragen dat Hypatia het symbool is geworden van de wetenschapper die alles in vrijheid wil onderzoeken en zich niet onderwerpt aan bijgeloof en fanatisme. Net als Giordano Bruno is ze een martelaar geworden van filosofie en wetenschap.

Gibbon
uit hoofdstuk XLVII van The History of the Decline and Fall of the Roman Empire

Gibbon‘s ingekleurde voorstelling blijkt hardnekkig. De serie Cosmos uit 1980 volgt hem en ook Alejandro Amenábar baseerde zich voor het scenario van Agora op de informatie die Gibbon verspreid heeft. De christenen worden afgeschilderd als grote cultuurbarbaren die vijandig staan tegenover de wetenschap. Maar in werkelijkheid bestudeerden kerkvaders in Alexandriëook de wetenschap. De strenge scheiding tussen wetenschap en geloof komt uit de koker van de Verlichting en Gibbon‘s klassieker in het bijzonder.

uit de tv-serie Cosmos (1980)
The last scientist who worked in the Library was a mathematician, astronomer, physicist and the head of the Neoplatonic school of philosophy — an extraordinary range of accomplishments for any individual in any age. Her name was Hypatia. She was born in Alexandria in 370. At a time when women had few options and were treated as property, Hypatia moved freely and unselfconsciously through traditional male domains. By all accounts she was a great beauty. She had many suitors but rejected all offers of marriage. The Alexandria of Hypatia‘s time — by then long under Roman rule — was a city under grave strain. Slavery had sapped classical civilization of its vitality. The growing Christian Church was consolidating its power and attempting to eradicate pagan influence and culture.
 
Carl Sagan in Cosmos (1980)Hypatia stood at the epicenter of these mighty social forces. Cyril, the Archbishop of Alexandria, despised her because of her close friendship with the Roman governor, and because she was a symbol of learning and science, which were largely identified by the early Church with paganism In great personal danger, she continued to teach and publish, until, in the year 415, on her way to work she was set upon by a fanatical mob of Cyril’s parishioners. They dragged her from her chariot, tore off her clothes, and armed with abalone shells, flayed her flesh from her bones. Her remains were burned, her works obliterated, her name forgotten. Cyril was made a saint.
 
Bron: physics.weber.edu

The fuss about Hypatia and Bibliotheca Alexandrina [ orthodoxchristianity.net ]