Maandelijks archief: oktober 2006

nieuwe klanken [3]

geluisterd naar La Mer (1905) van Claude Debussy

Vorig jaar op 15 oktober werd in Parijs het 100-jarige jubileum gevierd van Debussy’s meesterwerk La Mer. Het bestaat uit drie delen: I. De l’aube à midi sur la mer, II. Jeux des vagues en III. Dialogue du vent et la mer.

I. De l’aube à midi sur la mer
Zoals van de ochtend tot de middag het licht gestadig toeneemt, ofschoon enkele voor de zon schuivende wolken het bijwijlen verduisteren, en de glans over het water telkens wisselt, zo groeit in een grootse stijging versterkt door enkele verstillingen de klank van dit stuk. De wijde eenzaamheid van de zee en haar trage deining is hier en daar volkomen tot muziek geworden. Wonderlijk hoe Debussy de zuiver muzikale overeenkomstigheden voor zijn gegeven schiep; de korte golfslag van de secunden, de rustige onregelmatigheden van het lome Triton-signaal met zijn triolen en synkopen, het wiegelende hoofdthema van dit deel en de verre hymne tegen het slot die eindigt in een kort tumult.
Etretat
Claude Monet, Etretat (1881)

Claude Debussy, de heimelijke omwentelaar, heeft in de Westeuropese toonkunst een nieuwe akoestische wereld ontsloten, door middel waarvan de daartoe bereide en voorbereide muzische mens toegang kan krijgen tot een belevingsgebied dat voordien in onze muziek terra incognita was. Het is de wereld van het als tijdloos ervaren ‘eeuwige heden’, waarvan niet het Doel wordt verheerlijkt, nagestreefd of veroverd, maar het Zijn wordt beleefd met de grootst mogelijk intensiteit. Het kunstenaarstype waarvoor deze wereld open ligt, is altijd het type dat de natuur als een ondeelbaar proces van ontstaan en vergaan groot, kosmisch ervaart en aan dit ervaren alleen soms ogenblikken dankt van extatisch geluk. De kunstenaar die bestemd is aan dergelijke momenten van ‘eeuwige heden’ een gestalte te geven, is het tegendeel van een ‘romantische dromer’. Hij is een gespannen spieder en luisteraar voor wie natuur nooit achtergrond is, decor waartegen hij eigen of anderer verdriet of drama projecteert. Natuur is hem steeds het symbool voor de buitenmenselijke realiteit, waarvan hij zichzelf en de mens in het algemeen een nietig en nooit dominerend onderdeel weet.

uit: Rudolf Escher, Debussy, Actueel Verleden
Uitgeverij Frits Knuf, Buren, 1985

Etretat
Claude Monet, Etretat (1884)
Het is de wereld van het als tijdloos ervaren ‘eeuwige heden’
II. Jeux des vagues
Een ijl tussenspel, met soepele vluchtige en in elkaar verglijdende arabesken, die slechts een enkele maal uitgroeien, gelijk de melodie van de Engelse hoorn. Het verdicht zich geleidelijk, waar de motieven zich omstrengelen boven een lang aangehouden orgelpunt tot een overstelpende klank, die snel vervluchtigt.
 
III. Dialogue du vent et la mer
MonetEen stormachtig tweegesprek van de elementen met geladen verstillingen en grootse luwten. Naar de aard van dit sluitstuk zijn melodische bestanddelen van het eerste deel hier gewijzigd. Het Triton-signaal wordt jachtig in de trompet, onheilspellend waar de fagotten het laag blazen en besluit triomfantelijk het werk als de kornetten het snel aanzwellend telkens herhalen. De verre hyme klinkt hier breder. Het eigen hoofdthema van dit deel is onrustig in zijn weifeling tussen kleine en grote secunde, en door de versnelling en vertraging van zijn vaart.
 
Bron: XYZ der Muziek van Casper Höweler (1936)

download La Mer

nieuwe klanken [2]

pianowerken van Claude Debussy (1862-1918)

Claude DebussyIn bijna elk inleidend stuk dat je over Claude Debussy leest, wordt gerefereerd aan zijn bezoek aan het paviljoen van Nederlands-Indiëop de Wereldtentoonstelling van Parijs in 1889 waar hij in de ban raakte van een gamelan-orkest. We zijn nu gewend aan het verschijnsel wereldmuziek, maar in 1889 was de West-Europese muziek nog gesloten en volgde haar eigen traditie. In navolging van Chopin hadden in de tweede helft van de negentiende eeuw vooral de Russische componisten interesse getoond voor de eigen volksmuziek en deze in hun composities verwerkt. Zo waren er al invloeden uit de Slavische cultuur de Westerse muziek binnengestroomd.

Debussy stond in zijn vroege werk sterk onder invloed van Moessorgsky en vooral de opera Boris Godoenov maakte diepe indruk op hem. Vanaf 1890 begint er bij hem een nieuw geluid door te klinken. De Suite Bergamasque bestaat uit de delen Prélude, Menuet, Clair de Lune, en Passepied en markeert het begin van een ontwikkeling die uiteindelijk zal uitmonden in de zogenaamde nieuwe pianistiek. Met het werk Estampes uit 1903 is de doorbraak definitief een feit. Estampes bestaat uit de delen Pagodes, La soirée dans Grenade en Jardins sous la pluie. In het eerste deel Pagodes hoor je onmiskenbaar oosterse klanken. Debussy was de gamelan uit 1889 niet vergeten… Overigens was het Maurice Ravel die claimde de nieuwe pianistiek te hebben geïntroduceerd met zijn compositie Jeux d’eau uit 1901, zie nieuwe klanken [1]

Eén, soms wat te veel benadrukt aspect van zijn stijl, is het impressionisme. Deze term duidde aanvankelijk op een school van Franse kunstenaars die haar bloeiperiode had van 1880 tot het einde van de negentiende eeuw.
Het impressionisme in de muziek staat voor een benadering die is gericht op het weergeven van stemmingen en zintuiglijke indrukken, met harmonie en klankkleur als belangrijkste middelen. Het im­pressionisme is dus een soort programmamuziek, maar verschilt van de mees­te programmamuziek omdat het niet de uitdrukking van diepe emoties of de uitbeelding van een verhaal tot doel heeft. Het wil alleen een bepaalde stem­ming oproepen, een vluchtige sfeer of beleving. Suggestieve titels en verwijzingen naar natuurlijke geluiden, een ‘zwevend’ ritme, karakteristieke flarden melodisch materiaal en dergelijke moeten dit streven ondersteunen. Daarnaast gaat het bij impressionisme om de zinspeling en het understatement. In zeke­re zin is het de antithese van het uitgesproken, energieke en diepgravende expressionisme van de romantiek.
 
Verscheidene vroege invloeden hebben bijgedragen tot de vorming van Debussy’s stijl. Tot de directe achtergrond behoorden César Franck, Saint ­Saëns en de spitsvondige en originele Emmanuel Chabrier (1841-1894); maar contemporaine kunstenaars bepaalden waarschijnlijk evenzeer De­bussy’s overwegingen. Andere invloeden waren Wagner, Moessorgski, Grieg en na 1900 Ravel. Enkele technische aspecten van de impressionistische stijl hadden hun pre­cedenten in het werk van Chopin en dat van Liszt. Van de Franse traditie erfde Debussy zijn fijngevoeligheid, zijn aristocratische smaak en zijn anti-romantische visie op de functie van muziek. In zijn laatste werken wend­de hij zich met hernieuwde overtuiging tot het erfgoed van Couperin en Ra­meau.
 
Bron: kunstbus.nl

Pianowerken van Claude Debussy in mijn collectie
Deux Arabesques (1888)
Petite Suite (1889)
Suite bergamasque (1890)
(including Prélude, Menuet, Clair de Lune, and Passepied)
Rêverie (1890)
Valse romantique (1890)
Nocturne (1892)
Pour Le Piano (1899)
Estampes (1903)
L’Isle Joyeuse (1904)
Images, sets one and two (1905, 1907)
(a very notable piece being Reflets dans l’eau)
Children’s Corner Suite (1909)
Préludes, book one and two (1910-1913)
(including La Fille aux Cheveux de Lin, La Cathédrale Engloutie and Canope )
La plus que lente (valse pour piano) (1910)
Etudes, book one and two (1915)

uitvoering: Gordon Fergus-Thomson en Paul Crossley

ons nationaal geheugen [9]

de boekdrukkunst en de opkomst van het boek (1460-1585)

Vorige week maandag werd de Canon van Nederland gepresenteerd, die bestaat uit vijftig vensters waardoor de Nederlander zijn nationaal zelfbewustzijn bij elkaar kan gluren. Door het achtste venster kijken we naar de boekdrukkunst

boekdrukkerij
Eind 16e-eeuwse boekdrukkerij
door Giovanni Stradanus, 1587-1589
In de beginjaren van de drukkunst werd de decoratie van het gedrukte boek met de hand aangebracht door rubricatoren of illuminatoren. Dit waren initialen van verschillende grootte, paragraaftekens, in rood en blauw, soms onderstrepingen, titels van hoofdstukken in rood, en verder konden randen en miniaturen aangebracht worden in de stijl van de handschriften uit de stad of de streek. De decoratie en illuminatie dienden om de structuur van de tekst aan te geven en de gebruiker de weg door het boek te wijzen. Omstreeks 1480 werd deze bewerking, die vaak (maar niet altijd) aan de koper overgelaten werd, vervangen door typografische middelen: gedrukte initialen, randen en illustratie van de tekst door houtsneden, die dezelfde structurerende functie hadden als de handgeschreven of -geschilderde decoratie.
 
Bron: bibliopolis.nl/handboek

bibliopolis.nl | verwijzingen [entoen.nu]